Boekrecensie, Onderzoek

‘Cleverlands’ Een boeiende reis naar de best scorende PISA-landen

Door Jan Lepeltak

Lerares Lucy Crehan bezocht in twee jaar scholen, sprak met leerlingen en ouders, docenten en onderwijsbobo’s in Finland, Japan, Singapore, Shanghai en Canada. Het gaat om landen die volgens de PISA-onderzoeken bekend staan als onderwijstoppers in studieresultaten. In haar boek Cleverlands beschrijft ze op nuchtere en deskundige wijze haar ervaringen, waarbij ze ook haar twijfels over PISA niet onder stoelen of banken steekt. Het levert een bijzonder lezenswaardig boek op. Cream schrijft zeer prettig. Ze woont lessen bij, ontmoet en spreekt leraren, kortom ze laat zich niets wijs maken. Maar haar boek is zeker niet puur anekdotisch. Ze verwerkt inzichten gebaseerd op resultaten van onderzoek op een heldere wijze in haar boek. Ook onderzoek van onze eigen Paul Kirschner wordt enkele malen genoemd in het uitgebreide notenoverzicht.

Cleverlands is het meest interessante boek over onderwijs dat ik in jaren heb gelezen. Het is tot stand gekomen door middel van een vorm van crowd-funding en is inmiddels een bestseller. Op Finland en China na heb ik zelf ook scholen bezocht in de landen waar zij is geweest en haar bevindingen komen mij zeer authentiek over.

Wanneer men haar boek met een Nederlandse bril leest, vallen een paar dingen op en kan men ook enkele conclusies trekken. Crehan komt zelf op het eind tot een vijftal algemene conclusies, waarover straks meer.

Het rigide onderwijssysteem (dat nu overigens ook ter discussie staat) stemt niet vrolijk.

Er bestaat in ons land een beweging van vooral reislustige schoolmanagers en semi-overheidsdienaren die dwepen met het onderwijs in Singapore. Men gaat er graag in groepsreizen heen. Ik raad hen aan, voordat men de reis aanvaardt, het hoofdstuk Singapore van Crehan goed te lezen. Het rigide onderwijssysteem (dat nu overigens ook ter discussie staat) stemt niet vrolijk.
Lees het stuk over David die opgroeide in een eenoudergezin. Zijn moeder, werkzaam in de marketing, werd blind. Van enige sociale voorzieningen is geen sprake. David moest haar dus als kind in malls begeleiden bij de verkoop van tissues.
Kinderen in achterstandsituaties maken weinig kans in de ratrace van toetsen en examens die toegang geven tot hoger onderwijs en de betere banen. Het verhaal van David is een opmerkelijke geschiedenis. Hij wilde als kind al leraar worden. Dat kon niet, omdat hij een leerachterstand had opgelopen die niet meer was in te halen. De schoolcarrière wordt in Singapore al op negenjarige door toetsing bepaald. Dit op basis van een achterhaalde opvatting over IQ dat wordt gezien als een statisch, onveranderlijk gegeven. Iets waar Crehan terecht van gruwt, al zegt ze dat niet met zoveel worden. Uiteindelijk schreef David een brief aan de onderwijsminister met als gevolg dat hij bij uitzondering twee schooljaren mocht overdoen en toch door middel van een onderwijsbeurs naar een lerarenopleiding kon.

De studiedruk in Singapore is heel hoog, maar lijkt door de in meerderheid van oorsprong Chinese bevolking te worden geaccepteerd. Crehan zag dit ook in Shanghai en Japan en relateert dit aan de Oosters-Aziatische cultuur die voor wat betreft China teruggaat tot de filosofie van Confucius. Hier staan discipline en werkzaamheid hoog in het vaandel.

De examendruk leidt tot ongelijkheid in studiekansen. In  Japan, Shanghai (wat niet hetzelfde is als het ‘gewone rurale’ China) en Singapore bestaat een grote ‘huiswerk- en examentraining’ cultuur. In Singapore worden in boekhandels heimelijk oude examenopgaven verkocht, als ware het pornografie, iets wat feitelijk verboden is. Wie geld heeft stuurt zijn kind naar de beste examentrainingsinstellingen waarvoor vaak ook nog eens een toelatingstest moet worden afgelegd. Wie zich dat niet kan permitteren is de klos.

Minder lesuren voor docenten in alle onderzochte landen

Crehan gaat ook in op de didactiek in de bezochte landen. Zo zie je een vreemde paradox. In Canadese deelprovincies zoals Ontario en British Columbia speelt ontdekkend leren (nog) een grote rol, terwijl het Japanse en Shanghaise onderwijs sterk de nadruk legt op expliciete, klassikale instructie en repetitie. Toch zien we dat deze laatst genoemde landen bij problem-solving in PISA ook hoog scoren. Er wordt vooral veel klassikaal geleerd, maar ook aan groepswerk gedaan. Gepersonaliseerd leren als zodanig komt men weinig tegen, maar de leerkrachten (omdat ze daar ook de tijd voor hebben) en soms ook de betere leerlingen helpen hun klasgenoten die achterlopen.

Maar er is ook goed nieuws uit Singapore. De opleiding van docenten wordt zeer serieus aangepakt. Men hoeft per week aanzienlijk minder lessen te geven, waardoor er meer tijd is voor lessenplanning, evaluatie, overleg en deskundigheidsbevordering. Wat men ziet gebeuren doet denken aan wat de Stichting Leerkracht propageert en praktiseert.

Maakt dit alles een reis naar Singapore waard? Wie zal het zeggen.
Het motto is een excellente leraar voor iedereen. Daar heb je dat enge woord dat we kennelijk uit Singapore hebben geïmporteerd. Onderwijs en een goed opgeleide bevolking zijn cruciaal voor deze stadstaat die geen natuurlijke hulpbronnen of industrie kent en vooral op handel en banking is georiënteerd.

Nuttig zijn de intermezzo’s van Crehan, bijvoorbeeld over de ontwikkeling in het denken over IQ. Van een statische opvatting (zoals in Singapore) naar een concept waarbij men het ziet als een dynamisch geheel van kennis en vaardigheden in ontwikkeling.

Ook Shanghai (dat ook heel hoog scoort) lijkt eveneens geen lichtend voorbeeld. Het belang van de eindexamenresultaten (de Gaokao-score) neemt hysterische vormen aan. Het is dusdanig dat het ook je kansen op de huwelijksmarkt bepaalt. En natuurlijk speelt de universiteit waar je kunt studeren een cruciale rol. Dit vraagt natuurlijk om fraude en vriendjespolitiek. Wat men bij ons soms vitamine C noemt kent in China een eeuwenoude traditie (Guanxi): ik doe iets voor jou dan doe jij later iets voor mij. In de examenlokalen van Shanghai vliegen drones rond die radiogolven van smartphones kunnen detecteren. Dit doet me denken aan een bijeenkomst over rurale scholen van de vereniging van Chinese studenten vorig jaar in de Zwijger in Amsterdam. Een bescheiden jongeman van eenvoudige komaf (eigen woorden) verhaalde over zijn school in een Chinese provinciestad. Een zeer licht kritisch verhaal. Vervolgens werd hij op de huid gezeten door enkele Chinese bitches die trots vertelden dat ze in Beijing op een van de meest elitaire universiteiten van China zaten. Hoe haalde deze jongeman het in zijn hoofd in het buitenland kritisch te zijn op China, vroegen deze waarschijnlijke ‘partijprinsesjes’ zich af.

Kinderen van een bevoorrechte, goed opgeleide elite bepalen in Shanghai de PISA-scores.

Hier komt nog bij dat de kinderen van de grote groep migranten uit andere delen van China nauwelijks onderwijsrechten in Shanghai hebben en maar naar hun plattelandsscholen moeten. Vaak laten ouders hun kinderen achter bij de grootouders. Kinderen van een bevoorrechte, goed opgeleide elite bepalen de PISA-scores. Een stad met meer dan 23 miljoen inwoners zou dan een leerlingenpopulatie hebben van ruim ruim 100.000 leerlingen. Zelfs bij een eenouder-politiek is dit bijzonder weinig.

Over Finland is al veel bekend. Onder andere dat spelend leren heel belangrijk wordt gevonden. Crehan maakt zeer zinnige opmerkingen over het leren lezen en het feit dat wanneer een kind later leert lezen, bijvoorbeeld pas eind groep drie of in groep vier, hij een vermeende achterstand zo weer inloopt. Maar dan moet die leerling wel goed (academisch) opgeleide leraren hebben zoals in Finland. Dyslexie kent men in Finland en in Aziatische landen overigens ook nauwelijks. Misschien dat het karakterschrift daar een rol bij speelt. Prof. Anna Bosman zal dit beamen.

Crehan’s vijf principes

Crehan  komt tenslotte tot vijf principes voor een onderwijssysteem dat kwalitatief hoogstaand onderwijs biedt met gelijke kansen voor iedereen. Ik zal ze superkort samenvatten en er een aan toevoegen die in haar boek is terug te vinden, maar die ze niet expliciet noemt.

  1. Bereid kinderen goed voor op formeel leren. Begin daar zo vroeg mogelijk mee, wat niet wil zeggen dat kleuters getest moeten worden of moeten leren lezen. Lerend spelen, zoals lector (het kleine kind) Annerieke Boland voorstaat, is een goed voorbeeld.
  2. Ontwikkel leerplannen voor het beheersen van basisvaardigheden zoals bij rekenen/wiskunde voor optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, delen en breuken. Ontwikkel daarbij een motiverende context. Eerst de basis ‘schools’ aanleren, daarna pas eventueel ontdekkend leren.
  3. Daag kinderen uit in plaats van concessies te doen (niveau verlagen). Mix kinderen in groepen. Dus hele snelle en goede leerlingen bij zwakkere. Ook de vroege determinatie van kinderen is bedenkelijk, zeker op grond van de wens van gelijke onderwijskansen.
  4. Behandel leraren als professionals in plaats van ze te onderwerpen aan beoordelingen door inspectie en management.
  5. Combineer verantwoordelijkheid (‘accountability’) met schoolondersteuning. Het lijkt erop dat onze onderwijsinspectie die kant op gaat.
  6. Deze voeg ik zelf toe, omdat je dit bij alle succesvolle voorbeelden op verschillende manieren ziet voorbij komen:

Zorg dat de ouders/opvoeders nauw bij het onderwijs betrokken zijn. In sommige landen zie je dat zelfs zeer dwingend gebeuren. Je ziet dan bijvoorbeeld dat leraren e-mails sturen naar ouders met de klacht dat ze het huiswerk van hun kind niet goed controleren. In Ontario maakt het onderwijs door o.a. Fullan een grote kwaliteitssprong door ouders en community‘s nauw bij de school te betrekken.

En waar zou Lucy Crehan haar (toekomstige kinderen) het liefst naar toe sturen? Zij komt uiteindelijk terecht in Canada. Wie wil weten waarom, maar ook omdat het boek zoveel rijke informatie geeft, moet haar boek zelf lezen.

Lucy Crehan. Cleverlands. The secrets behind the success of the world’s education superpowers. Londen, 2016. ISBN-978-1-78352-273-6.

 

  1. Aryan van der Leij

    Gegeven het telkens weer in de politiek opduiken van de positie op PISAscores als argument om ‘excelllentie’ te bevorderen en zorgen te uiten over de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs (zie bijv. staatssecretaris Dekkers en zijn voorgangster Bijleveld), in het bijzonder in het vroegtijdig selecteren van talent om het uitvinden en ontwikkelen van nieuwe technologie teneinde de nieuwe grote economieën het hoofd te bieden, lijkt me dit boek een aanrader. Niet alleen voor politici (die verrassend weinig (willen) weten) maar ook voor anderen die zich bezig houden met verbetering en vernieuwing van het onderwijs, zoals de leden van de commissie Schnabel.
    Een correctie moet me van het hart: zowel in Finland als in China en andere Oostaziatische landen komt dyslexie voor. Wat Finland betreft heeft de Jyväskylä Longitudinal Study of Dyslexia, gestart in 1995 met EEGmetingen bij pasgeboren kinderen die vervolgens tot de huidige dag toe gevolgd werden (grofweg de helft uit een ‘dyslectische familie’ – dyslexie is immers in hoge mate erfelijk – en de helft uit controlefamilies), daar duidelijkheid over geschapen: ondanks een relatief simpeler orthografie en een effectief onderwijssysteem zijn er leerlingen die specifiek met leren lezen en spellen problemen hebben, ondanks goed en intensief onderwijs. Dat onderzoek heeft model gestaan voor het al even longitudinale Dutch Dyslexia Program (NWO) gestart in 1999 bij al even jonge babies. Conclusies zijn gelijk: ongeveer 30-40 % van de kinderen uit zo’n familie krijgt een herkenbare vorm van dyslexie, tegen minder van 5 % in de controlefamilies. Dyslexie bestaat overigens, zoals alle ontwikkelingsproblemen, in gradaties voor van licht naar ernstig. Wat betreft Oostazie: hoewel het schriftsysteem gebaseerd is opkoppelingen tussen karakters/betekenissen en niet tussen letters/klanken, komt hetzelfde verschijnsel daar ook voor, naar het zich laat aanzien in even sterke mate als in andere schriftsystemen. De reden die hiervoor wordt aangevoerd is dat het brein evolutionair wel op spraak en taal is toegerust maar niet op het aanleren van arbitraire koppelingen met visuele tekens. Het moet dus improviseren om dat te leren. Dat lukt in de meeste gevallen, maar wie daar minder goed in is – te vergelijken met minder aanleg voor muzikaliteit, visuele creativiteit etc.hoewel dat elders in het breinzit – heeft daar, ondanks het kunnen leren van de taal, grote moeite mee. Hoewel er in onderdelen van het lees-leerproces verschillen zijn in de breingebieden die het Chinees en het Westerse alfabet activeren, is er een gebied universeel voor alle schriftsystemen: de visual wordform area, grofweg: links-onder-achter. In dat gebied vinden de koppelingen plaats tussen het schrift en de klankvorm (maar ook tussen braille en de klankvorm en symbolen en hun klankvorm). Essentieel dus voor geautomatiseerde herkenning/omzetting in spreektaal van wat er geschreven staat.
    Zie verder mijn boek Dit is dyslexie (LannooCampus, 2016), waarin ook afgerekend wordt met een aantal mythes en aangegeven wordt hoe te voorkomen is dat het zo ver komtdat er zoveel dyslectici zijn (hand in hand met het terugdringen van de laaggeletterdheid, een probleem dat door onderschatting m.i. een veel groter gevaar vormt in onze maatschappij dan dyslexie dat lichtelijk aan overschatting lijdt).
    Aryan van der Leij

Geef een reactie

+ 68 = 70

Translate »