Leraren po en vo: Opleiding en inhoud van het werk.
In reactie op het artikel “Alle leraren gelijk, maar …” door Wijnand Rietman, oud-docent havo/vwo in Trouw van 20 juli 2017.
Omdat het in de pen klimmen een verouderde zegswijze is, kruip ik in mijn laptop om een reactie te typen n.a.v. het artikel van Wijnand Rietman, waarin hij een aantal argumenten noemt die gerechtvaardigd zijn om vo-docenten een hoger salaris te bieden. De meeste argumenten kan ik weerleggen. Meer waardering voor ov-docenten/leraren is op zijn plaats.
Hij begint met een aantal criteria waarbij het voortgezet onderwijs wellicht beter betaald zou moeten worden.
1. Opleiding
2. Zwaarte van de functie
3. Capaciteiten
4. Ervaring
Ad 1 Wijnand begint met te stellen dat er velen met een mbo-opleiding naar de pabo zijn gegaan. Er zal inderdaad een percentage via het mbo zijn binnengekomen, een groot percentage vanuit de havo en een klein percentage vanuit het vwo. Ten eerste zijn hier getallen of percentages belangrijk te noemen, alvorens een conclusie te trekken; ten tweede is het feit dat iemand via het mbo naar een hbo-opleiding doorstroomt niet gelijk aan het iets niet kunnen. Het getuigt van doorzettingsvermogen om verder te komen dan wat eerst niet lukte. Het levende bewijs heb ik van een zeer gedreven en goede leerkracht die bij ons is begonnen als onderwijsassistent. Ik moet toegeven dat sommigen hun taal- en rekenniveau moesten opkrikken, maar ook daar zijn nu maatregelen voor genomen.
Wanneer je als schooldecaan hoorde van leerlingen dat ze weinig moeite hoefden te doen, zegt dat op dat moment niet iets over de opleiding in het algemeen, maar over die leerlingen op die pabo; bij die pabo-docenten. Heeft u zich verdiept in het curriculum van de pabo? Van de minors die tegenwoordig gedaan moeten worden? Van een onderzoek, de verslagen en de stageopdrachten? Leg dat eerst naast elkaar voordat u oordeelt.
De toelatingseisen van bijvoorbeeld een natuur- of wiskundedocent kan ik onderschrijven. Die zijn zeker met wiskunde A of B pittig. Dat zal voor een mbo- afgestudeerde minder makkelijk zijn. Tenzij dit iemand is die talent heeft voor deze vakken. Het heeft immers met aanleg te maken. Zelf was ik wiskundig handig en had ik een B pakket, terwijl ik toch de (destijds nog drie jarige) pedagogische academie (pa) daarmee heb gevolgd. Ook met de pa op zak mocht ik Nederlands en godsdienst (met een dbo-diploma) op de mavo geven. Zelf heb ik ook stage gelopen bij het middelbare onderwijs.
Natuurlijk zijn aanvullende masters een kroon op het gevolgde hbo. Beste meneer Wijnand, weet u hoeveel docenten po er tegenwoordig een master volgen of hebben gevolgd. Zelf heb ik er zelfs twee op zak. Ik heb er nooit een cent meer voor gekregen.
Dat het lesgeven in de bovenbouw meer vergt met de exameneisen, daar kan ik inkomen. Dat zal echt het een en ander vergen. Vergeet u niet dat leerkrachten in het basisonderwijs voor ALLE vakken zichzelf moeten bijscholen en de vakken, de wereld moeten bijhouden. Kijk alleen al naar aardrijskunde en topografie, gebieden die in de afgelopen 25 jaar gigantisch zijn veranderd.
Ad 2 De zwaarte van de functie die u benoemt is zowel vakdidactisch als pedagogisch in het basisonderwijs minstens zo ingewikkeld. Vakdidactisch is er in het basisonderwijs veel veranderd op het gebied van een interactieve gedifferentieerd direct instructiemodel, het handelingsgericht werken, het in kaart brengen van elke leerling en hun onderwijsbehoefte en daarbij rekening houdend met passend onderwijs, waardoor de differentiatie nog groter en ingewikkelder is geworden.
Pedagogisch is het natuurlijk fijn dat een leerkracht basisonderwijs een band kan opbouwen met één groep leerlingen. Hij of (vaak) zij kent die leerlingen door en door. Dit betekent niet dat de leerkracht dezelfde les kan draaien. De hele dag door volgen er andere lessen, want het zijn namelijk steeds dezelfde leerlingen. Waar een vo-docent bijvoorbeeld nog vier dezelfde klassen in een week heeft, heeft de leerkracht basisonderwijs de hele dag door dezelfde leerlingen die voortdurend andere lessen zullen moeten krijgen die ook allemaal voorbereid moeten worden. Ook wanneer je handvaardigheid geeft zul je zelf de klei moeten klaarleggen of papier moeten snijden. Je kunt namelijk op het lesmoment zelf niet meer weglopen als er 28 jonge koters voor je neus zitten.
Daarbij kan je de pech hebben om twee adhd’ers in je groep te hebben, drie dyslecten, een autist, een leerling met dyscalculie en drie hoogbegaafden. Voor elke leerling moet er aan hun onderwijsbehoefte moeten worden voldaan. In het vo zijn die verschillen grotendeels uitgefilterd. Kun je daar niet meekomen of heb je een onvoldoende, pech gehad. Een leerkracht basisonderwijs gaat voortdurend bekijken waar ze die leerling in die situatie het beste mee kan helpen. Dit gebeurt vaak in overleg met ouders en externen.
Ad 3 Capaciteiten zijn voor iedere docent, of deze nu in het po of vo werkzaam is, verschillend. Er zijn goede en minder goede docenten. Er zijn gemotiveerde en minder gemotiveerde. Docenten met een jong gezin thuis, docenten in een lastige thuissituatie, docenten die ook mantelzorger zijn, slimme docenten, etc. Alle soorten, maten en capaciteiten. Die capaciteiten van po-docenten moeten zij elk jaar verantwoorden in hun functioneringsgesprek, pop-gesprek en beoordelingsgesprek. Wat heb je gedaan? Wat gaat goed, wat gaat beter?
Als schooldirecteur kom ik in alle groepen zo’n 5x per jaar (moet eigenlijk meer, maar dat lukt me nog niet in de planning) met korte en langere klassenbezoeken. Bevragen wat goed gaat en waarom de leerkracht bepaalde keuzes maken. Leren om te gaan met het klassenmanagement. Leren hoe ze meer rendement kunnen halen uit hun lessen. Goed leren naar zichzelf te kijken. Ik geloof dus niet dat dit een steekhoudend argument is om over minder capaciteiten te praten. Ruilen?
De opmerking “De klachten van leerkrachten op de basisschool gaan vooral over de grote hoeveelheid administratie en papierwerk, niet over de inhoud van de lessen.” is puur uit de media gehaald. Heeft u zelf onderzoek gedaan naar het werk op de basisschool? Natuurlijk zit daar ook administratie bij, maar niet alleen! Het gaat wel degelijk over de inhoud. Wij bespreken hoe we lesgeven, wat we belangrijk vinden, welke methode moet worden aangeschaft en hoe we leerlingen zelf verantwoordelijk kunnen maken, dat is namelijk ons vak.
Ad 4 U geeft terecht aan dat de verschillen tussen leerlingen groot kunnen zijn in één groep. U suggereert hiermee, dat veel leraren erin slagen om overdag tussen negen en vijf uur het werk en de correctie rondkrijgen. Waarop baseert u dit? De dag begint bij de meesten om kwart voor 8 om allerlei zaken klaar te leggen, structuur van de dag te bepalen, werk klaarleggen, digibordlessen maken of klaarzetten. De school start namelijk al om half 9 met een inloop vanaf 10 voor half 9. Dan heb ik het niet eens over de voorbereiding zelf, want dat redt men niet ’s morgens vroeg.
Na schooltijd zijn er vaak leerlingen die nog wat moeten bespreken of staan er ouders die wat willen vragen of een afspraak hebben voor een langer gesprek. Daarnaast hebben leerkrachten ook andere taken, vergaderingen en het bijhouden van hun administratie (lesvoorbereiding, cijfers berekenen, groepsplannen schrijven, etc.). De leerkracht gaat niet voor kwart over 5 naar huis. Heeft dan een dag van 9 uur gemaakt. Op woensdag (en bij ons op school ook vrijdag) is deze iets korter, maar daar is ook de cao op ingesteld. Ook een basisschoolleerkracht neemt veel werk mee naar huis, bereidt voor, verwerkt, zoekt dingen op, houdt zijn eigen deskundigheid bij, maakt rapporten, etc.
Ervaring speelt hierin wel een rol, maar uit eigen ervaring weet ik dat als je vier jaar dezelfde groep hebt gedraaid, dan toch ook wel weer iets anders wilt. Dat vergt meer voorbereiding, want dan is alles nieuw. Dan heb ik het nog niet eens over een nieuwe methode, die ook elk jaar voor een van de vakken aan de orde is. Een methode gaat namelijk zo’n acht jaar mee.
N.a.v. het bovenstaande wil ik er graag een aantal criteria aan toevoegen:
5. Aantal lesgevende uren en het aantal werkzame uren in een schooljaar.
6. Aantal taken dat ernaast gedaan moeten worden.
7. Het aantal contacturen met ouders.
8. Differentiatie.
9. De toenemende veranderende maatschappij met daarbij grote veranderingen in ICT en lesmethodes, maar ook in veranderingen binnen de school.
10.Liefde en passie.
Ad 5 Het aantal uren en het aantal lesuren lijkt toch een andere verhouding te hebben. De normjaartaak is voor po en vo 1659 uur per jaar. Door een andere vakantie (vaak 1 of 2 weken langer met de zomer en toetsweken zonder lesuren), maar ook door andere lesuren in een week: een fulltime docent vo draait 28 lesuren van 45 (of 50) minuten, hetgeen betekent dat hij 21 (of 23,3) klokuren aan lesuren maakt, betekent dat hij minder lesuren maakt dan een leerkracht in het basisonderwijs (gemiddeld 24,75 uur per week). Een leerkracht in het basisonderwijs heeft hierdoor minder tijd over in zijn normjaartaak.
Ad 6 De overige taken zullen op een gemiddelde basisschool een grotere impact hebben op het taakbeleid van een po-docent dan op een middelbare school, waar veel meer leraren lesgeven. Een fulltime docent moet naast zijn werk zo’n 192 taakuren maken, waarbij een kerstcommissie, een onderwijskundige commissie, een medezeggenschapsraad, een kinderboekenweek en een project en daarnaast nog een afwasmachine vullen en de gangen bijhouden een gewoon aantal taken zijn die er ‘gewoon bijhoren’, dan heb ik het nog niet eens over twee schoonmaakmomenten in een schooljaar.
Ad 7 Het aantal contacturen met ouders op de basisschool is vele malen hoger door de differentiatie die doorgevoerd wordt, waarbij gemiddeld een derde van de ouders regelmatige gesprekken heeft naast de 10 minutengesprekken, de oudervertelgesprekken en de informatieavond. Dit nog buiten de tijd voor de leerlingen die voortdurend zorg nodig hebben, waarbij men door middel van breed overleg met vele instanties, waaronder ook de leerkracht, om de tafel zit. Niet zomaar 10 minuten maar één tot anderhalf uur voor zo’n zorgleerling. Die laatsten zijn leerlingen waarvoor een arrangement is aangevraagd, waarvoor extra gelden binnenkomen, maar die de leerkracht de hele week in de groep moet zien te begeleiden. Het geld voor een arrangement gaat naar 5x drie kwartier extra begeleiding door een externe instantie.
Ad 8 De differentiatie die tussen neus en lippen wordt genoemd is geen sinecure. Sowieso wordt er globaal in een (homogene) groep in drie niveaus lesgegeven. Daarbij zijn er nog altijd de uitzonderingen, leerlingen die stagneren bij lezen of rekenen, de hoogbegaafde leerlingen, waarbij de een met faalangst kampt en de ander onderpresteert en een derde moet leren doorzetten als het moeilijk wordt. Kortom, een leerkracht po zal alle zeilen bij moeten zetten om de onderwijsbehoefte van leerlingen in kaart te brengen en daar dagelijks op te anticiperen.
Ad 9 De veranderingen in de maatschappij zien we terug in het basisonderwijs. De transparantie, de verantwoording, de digitalisering, de actualiteit die op leerlingen afkomt en de verandering in bijvoorbeeld leesgedrag, wat een enorm effect heeft op de hele onderwijsloopbaan. Leerkrachten moeten hier iets mee in hun lessen. Wat te denken van tablets in het onderwijs?
Ad 10 Liefde en passie kunnen niet ontbreken als je werkzaam bent in het onderwijs. Als je leerlingen observeert, naar ze luistert en ze probeert te begrijpen wordt er een band opgebouwd. Er wordt iets gevergd van het empatisch vermogen van de leerkracht. Ik ben van mening dat een leerkracht in het po hierin veel moet investeren vanwege de leeftijd, de kwetsbaarheid en de verantwoordelijkheid als volwassene naar deze jeugdige leerlingen. In het vo betreft het meer jong volwassenen (pubers) en vergt de omgang andere invalshoeken. Hier komt vooral ook een stuk humor bij om de hoek kijken.
Tegelijkertijd kan er afstandelijker worden gereageerd, juist omdat men leerlingen maar enkele uren per week ziet. Het een is niet meer dan het ander. De po- en de vo-docent zal moeten investeren.
Conclusie:
Voor bepaalde banen in de bovenbouw van het vo ben ik het eens met een hoger salaris. Hiervoor moet men meer in huis hebben. Echter: De genoemde specialisaties kennen we ook in het po (rekenspecialist, taalcoördinator, ICT-coördinator, bouwcoördinator, gedragspecialist, etc.), waar in plaats van de lage LA-schaal een LB-schaal voor gegeven kan worden, mits de leerkracht een hbo+ opleiding heeft gevolgd en bereid is een meer verantwoordelijke functie binnen de school te aanvaarden.
Toch verdient die po-docent meer dan in het artikel is gesteld. Een po-docent is een volleerde circusartiest die alle ballen hoog moet houden. Hij/zij balanceert op werk waarbij kinderen leren, resultaten omhoog moeten, als acrobaat slingert de leerkracht van lesgeven in verschillende vakken naar taken buiten de school en zwaait terug naar een oudergesprek, maar ook moet hij/zij als clown de gezellige sfeer in een groep teweeg brengen en daardoor een vertrouwensrelatie opbouwen. Een circusartiest die ook nog eens buiten het circus door moet werken; buiten de openingstijden van de voorstelling.
Een leerkracht in het basisonderwijs heeft een geweldige, afwisselende, boeiende, maar ook een zeer verantwoordelijke en uitdagende baan. Een baan waarin de liefde en passie voor kinderen, voor de leerlingen, voorop moet staan. Ga er maar aan staan!
Hanneke de Frel, directeur basisonderwijs. Werkzaam in het po sinds 1985 als leerkracht, Remedial teacher, ICT coördinator, intern begeleider en sinds 2010 als directeur van CBS Prinses Máxima te Berkel en Rodenrijs.
Harrie Van Emst
Dat je nog tijd hebt om dit te schrijven…
Misschien komt dat wel omdat je, net als de meeste PO-leraren, meer doet dan waarvoor je aangenomen bent. Uit betrokkenheid. Daarover bestaat geen twijfel.
Maar doe je wel wat er van je verwacht wordt? Sla de LA-functieomschrijving er maar ‘ns op na. En ga dát dan doen en niet meer dan dat.
Nog interessanter wordt ’t wanneer je de LB-functieomschrijving er eens bij neemt. Daar herkent de leerkracht zich vast een stuk meer in. Dat is een mooi onderwerp voor een voortgangsgesprek! Wordt ik niet ondergewaardeerd voor het werk dat ik doe?
Tenslotte: ik lees het betoog en ik denk: waarom die vergelijking? Waarom die aannames? Even terug naar de basis: dit is het werk dat IK doe, en dit is de beloning die IK verdien. En kijk van daar uit. En ga niet lopen vergelijken. Want het is niet te vergelijken!
Peter te Riele
Die reactie herken en onderschrijf ik onmiddellijk. Goed onderbouwde vergelijking tussen het werk in PO en VO