Jan Lepeltak
Zo behoorde ik niet tot degenen die elke schooldag lyrisch thuiskwam met prachtige anekdotes over wat door sommigen wel het mooiste beroep ter wereld wordt genoemd. Er waren mooie, maar schaarse momenten. Ik wilde goed lesgeven en populariteit nastreven was niet aan de orde. Een gewone prettige relatie met je leerlingen was voldoende.
Op mijn nieuwe, jonge school in Purmerend met lesgevende leeftijdgenoten lag dat soms anders. Er waren erbij die zichzelf vooral zagen als opvoeders, met een zeer open oor voor de problemen van hun leerlingen. En die zijn er genoeg bij adolescenten. Mijn manier om daar aandacht aan te besteden was het lezen en behandelen van werk van Vestdijk (Ivoren wachters) of W.F. Hermans (bijvoorbeeld: ‘Een wonderkind of een total loss’ en ‘de Donkere kamer van Damocles’). Ik heb nog geprobeerd de film naar school te krijgen, wat niet lukte. Uit een prettig gesprek met regisseur Fons Rademakers bleek dat F. Heineken de houder van de rechten was en uit rancune elke vertoning blokkeerde. Zijn toenmalige vriendin had niet de rol gekregen die hij wilde en hij was de producent hoorde ik later. In de onderbouw behandelde ik Guus Kuijer (‘Drie verschrikkelijke dagen’).
Een mooi momentje was dat ik wat leerlingen aan het lezen van Hermans kreeg. In een Amsterdams café kwam ik later achter de bar een oud-leerling tegen die spontaan begon over Hermans en dat hij het zo’n geweldige schrijver vond. Het zijn de kleine hoogtepuntjes uit mijn lerarenbestaan. En die leerlinge die trots een handgeschreven briefkaart liet zien die ze van W.F. Hermans had ontvangen naar aanleiding van een vraag die ze had gestuurd over ‘de Donkere kamer’. Of het gesprek dat ik opving (bij toeval?) op de gang tussen twee leerlingen (meisjes, doet dat er eigenlijk toe?) waarbij zij hun nieuwe lesrooster uitwisselden. De ene bleek les te krijgen van mij en de andere van de intens populaire Lex. “Gelukkig heb ik dit jaar geen les Lepeltak. Maar van Lex, waarop de ander zei: “Ja, maar bij Lepeltak leer je wel Nederlands.” Overigens deed ik niet aan tutoyeren.
Kleine voorvallen waren als een kurk waarop mijn motivatie weer een tijd kon drijven. Ik denk aan het bezoek dat ik organiseerde voor mijn klas naar de allereerste (inmiddels historische) voorstelling van Youp van het Hek: ‘Man gezocht’, in een klein zaaltje van het Amsterdamse Bellevue-theater. Youp had gehoord dat er een klas uit Purmerend in de zaal zat en ging daar een aantal keren leuk op in. In de zaal werd toen nog gerookt. Een dame aan een tafeltje vlak bij het kleine toneel pafte er vrolijk op los. Op een gegeven moment stapte Youp van de verhoging op de dame af en nam de sigaret van haar af om hem vervolgens in een asbak te doven. Bij het eind van de voorstelling en het verlaten van de zaal kwam hij op de dame af en bood haar een pakje sigaretten aan. Zo was Youp ook wel weer.
Als ik eraan terugdenk was het lesgeven op zich gewoon leuk maar ook toen al doodvermoeiend, vooral als je het goed wilde doen. Ik kwam vaak kapot thuis aan het eind van de dag. Dat gaf niet, maar dan kwam er ook nog het vele correctiewerk bij waar je toen al kriegel van werd. Je was nooit klaar.
Later, bij mijn andere perifere banen, onder andere in het onderwijs, miste ik het lesgeven vaak. Maar teruggaan was toen geen optie. Ik was met heel veel andere interessante zaken bezig. Ook merkte ik in de jaren ’80 dat er nogal wat mensen, ook leerlingen, neerkeken op het leraarsvak. Het kon er soms grof aan toegaan in de klas. Je was eigenlijk een loser, zeiden sommigen met zoveel woorden tegen je. Toen het via ouders duidelijk werd dat ik toen onder andere ook schreef voor een veel gelezen computermaandblad (Personal Computer Magazine) en daar een eigen rubriek had (PCM educatief) steeg mijn achting bij de leerlingen. Ik was een hybride leraar en ik ben nog steeds voorstander van de mogelijkheid ook iets anders naast het leraarschap te doen. Dat werkt inspirerend. Schoolbestuurders vinden dat vaak niet prettig. Komt het omdat ze bang zijn dat wanneer je ook eens buiten de schooldeuren kijkt zij een stuk van hun zeggenschap verliezen?
Mijn eerste leservaringen met schoolleiders en besturen waren heel goed. Betrokken collega’s die zelf ook nog wat uren lesgaven (een aantal van hen was ooit mijn leraar). Langzaamaan maakten zij plaats voor ambitieuze strebers die hun vak opgaven en vonden dat alles anders moest. Innovatie en vernieuwing was het toverwoord. Maar de collega’s die echt voor goed doordacht vernieuwend onderwijs stonden werden vaak na een fusiegolf tegengewerkt. De binnenkomst van educatieve consultants was funest. Het ging uiteindelijk vooral om zeggenschap, macht en prestige. De introductie van de lumpsum deed het verdere werk. De autoritaire koninkrijkjes waren geboren.
Jan Lepeltak is hoofdredacteur van KomenskyPost.
Geef een reactie