Bloggen, Docenten, MBO

Wat er beter kan in het mbo in kaart gebracht

De Hoofdstroom in de Nederlandse onderwijsdelta.
 Een nuchtere balans van het MBO.
 Sjoerd Karsten e.a.
 Uitgeverij Garant
 ISBN 978-90-441-3372-1

Door Haye G.H. van der Werf

Eigenlijk zou het niet moeten: vakliteratuur lezen in de zomer en dus de vakantie. Maar het boek van Sjoerd Karsten kwam nu eenmaal uit in april en ik had mezelf min of meer de deadline gesteld dat deze recensie 1 september klaar zou moeten zijn. Dus zit er nu zand tussen de pagina’s en zelfs een enkele vlek van de zonnebrand. Maar dat heeft niets afgedaan aan het leesplezier. Want hoewel niet altijd lichte kost was het een genoegen om dit boek te lezen.

Sjoerd Karsten heeft met behulp van een aantal medewerkers, een honderdtal interviews kans gezien een beeld te schetsen van de voorgeschiedenis en de totstandkoming van het mbo, de inhoudelijke en beleidsmatige ontwikkeling, de groei maar ook de dilemma’s en de vergelijking met systemen en eigenschappen in andere landen. Daarnaast doet hij waardevolle suggesties over de ‘Vernieuwing’ en de discussie die daarover zou moeten worden gevoerd.
Laat ik beginnen met de invalshoek van waaruit ik het boek heb gelezen.
Als oud-bestuurder, later medewerker Ministerie en freelancer bij MBO2010 heb ik gekeken naar een aantal aspecten in het boek:
– Herken ik de geschiedenis van het mbo, rekening houdend met het feit dat ik daar van 1976 tot
2007 volledig en daarna deeltijds in werkzaam ben geweest ? ;
– Komen alle partijen, aspecten, onderdelen en omgevingsfactoren aan bod ?;
– Levert het boek een bijdrage aan de discussie over de plaats van het mbo in het Nederlandse
onderwijsbestel, de besturing de inrichting en het didactisch model?
Tenslotte ook nog even gekeken naar het ‘leesplezier’ dat niet alleen vraagt om gedegen beschrijvingen, theorieën e.d. maar ook om sappige roddels en onvermoede onthullingen als een bron van genoegen.

De geschiedenis van het mbo.
In hoofdstuk 2, Hoge verwachtingen, grote veranderingen, komt de voorgeschiedenis en de totstandkoming van het mbo uitgebreid en gedegen aan bod. Dat zou elke manager, docent en medewerker in het mbo moeten lezen. Overigens samen met hoofdstuk 7, Vernieuwing, waarin – voor mij nieuw – de uitvinding van het klassikaal systeem door Joan Cele (Latijnse School, Zwolle, rond 1400) wordt beschreven.
Karsten beschrijft in hoofdstuk 2 uitgebreid de ontstaansgeschiedenis van het mbo en plaatst dit binnen de sociale, maatschappelijke ontwikkelingen en de wet- en regelgeving rond het gehele onderwijs. Waarbij dat laatste ook laat zien hoe het beroepsonderwijs nog een heel emancipatietraject heeft moeten gaan om uiteindelijk de “Hoofdstroom” in de Nederlandse onderwijsdelta te zijn of te worden.

Komen alle partijen, aspecten en omgevingsfactoren aan bod?
Dat mag u wel zeggen. Misschien wel de kracht van dit boek. Het beperkt zich niet tot de inrichting van het mbo, de plaats in het onderwijsbestel, de besturing of de wet- en regelgeving.
In de hoofdstukken 3 tot 6 komen alle aspecten aan bod. Niet voor niets hebben Sjoerd Karsten en zijn  medewerkers, die terecht worden bedankt, bijna honderd personen (bestuurders, docenten, studenten, beleidsmakers en deskundigen in en rond het mbo) gesproken en “is vrijwel alles wat bekend was in rapporten, boeken, artikelen, papers en notities bestudeerd”. Het leuke daarvan is dat ook deelnemers, leraren en afgestudeerden uitgebreid aan bod komen in de reflectie op hun werk en ervaringen.
Door de talrijke verwijzingen naar rapporten, ervaringen in Nederland en internationaal en de vergelijkingen over en weer ontbreekt soms wel de ‘stelligheid’ in beweringen. Er is wel erg veel ‘enerzijds, anderzijds’ in de opsomming van ideeën, systemen en aanpak binnen het onderwijs. Dat is natuurlijk wetenschappelijk verantwoord maar je verlangt wel eens naar een ‘harde conclusie’ of constatering. Anderzijds (ik doe maar even hetzelfde!) zijn die hoofdstukken of delen daarvan wel het ideale basismateriaal voor studiedagen en/of discussies met docenten, managers en beleidsmakers. Waarin Karsten terecht opmerkt dat de discussie tussen die groepen en het onderling vertrouwen noodzakelijk is voor ieders professionaliteit en verantwoordelijkheidsbesef.

Levert het boek een bijdrage aan de discussie over de plaats van het mbo in het Nederlandse onderwijsbestel, de besturing de inrichting en het didactisch model?
Hierboven gaf ik al aan hoezeer het boek een bijdrage zou kunnen leveren aan die discussie binnen en buiten de mbo-instellingen als het gaat om de toekomst van deze belangrijke onderwijsvorm en de verbeteringen die zouden kunnen worden bewerkstelligd.
In de hoofdstukken 6-7 en 8 (resp. Gulzig of verantwoord besturen?, Vernieuwing en Hoe verder?) doet Karsten op basis van uitgeschreven analyses suggesties voor de toekomst. Opnieuw niet met grote stelligheid maar wel als deskundige die fouten uit het verleden wil voorkomen.
Zijn terugkijken en vooruitzien doet je weer eens beseffen hoe weerbarstig de werkelijkheid is en hoezeer we in ’turbulentie van de tijd’ vaak gekozen hebben voor pragmatische oplossingen die soms niet meer waren dan het haalbare compromis in plaats van het doordachte ideale concept.
Veel kwam werkende voort tot stand en veelal waren het ook niet zozeer werkelijke verbeteringen maar ogenschijnlijk praktische reacties op geconstateerde of vermeende misstanden.
Desalniettemin constateert Sjoerd Karsten: “Toch zijn er wel degelijk zaken in het mbo sterk verbeterd”.
Maar er is nog veel te doen:
– Een betere verhouding met het vmbo;
– Optimalisering van de aansluiting mbo4 en hbo;
– De verhouding mbo, havo en hbo;
– De samenwerking met het bedrijfsleven.
De panacee ligt niet in het lezen van dit boek alleen. Daarvoor is meer nodig. Ik zie op alle niveaus alweer de powerpointpresentaties voor me, de volle congreszalen en inspirerende workshops.
Maar terecht wijst Sjoerd Karsten ook op het pedagogisch belang van de relatie met de deelnemer.
Om A.L. Snijders maar weer eens te citeren:

“Bovendien ben ik van mening dat de kern van het onderwijs brandt in het reactorvat van de klas, achter gesloten deuren. Vergaderingen, recepties, onderwijskundige hoogstandjes, educatieve poeha, leermiddelen, vakgroepen, moduulontwikkeling, allemaal larie in vergelijking met de leraar & zijn klas.”

Tot slot nog even ‘Het Leesplezier”
Het boek staat niet vol met sappige roddels, onvermoede onthullingen of ander leesplezier.
Als min of meer directe betrokkene in de ontwikkeling van het mbo van 1979 tot zeg 2008 miste ik dat wel een beetje. Zou toch leuk geweest zijn! Desnoods in een paar aparte kadertjes: Privé-achtige verslagen over de totstandkoming van de BVE Raad later MBO Raad.
Sappige mededelingen over de machtsstrijd bij de vorming van de eerste Colleges van Bestuur, het verschijnen van de eerste dienstauto met chauffeur of de vrolijke studiereizen langs Amerikaanse Community Colleges waar vaak de referentiekaders ontstonden voor de Open Leercentra, de megalomane gebouwen en de parkeerplaatsen voor deelnemers. Om nog maar te zwijgen van de nachtelijke barbezoeken na de IT- en Managementconferenties van het Consortium voor Innovatie.

Van de heer Karsten kunnen we dat natuurlijk niet vragen. Hij heeft, met zijn medewerkers en met steun van het Platform Beroepsonderwijs, een serieus en informatief boek geschreven dat op geen mbo-bureau mag ontbreken.

Het sappige verhaal over de ‘wild west-periode’ 1982 – 1997 begonnen met de Herstructurering MHNO/MSPO en eindigend met de invoering van de WEB moet iemand anders maar eens schrijven!

Geef een reactie

− 2 = 5

Translate »