Deze vraag wordt vaak gesteld en de antwoorden zijn verschillend. Er zijn goede argumenten om met coding en computational thinking (CT) in het basisonderwijs te beginnen. Maar er zijn evenzogoed valide argumenten om dat nog niet te doen.
Door Jan Lepeltak
Laat een ding duidelijk zijn: leerlingen moeten in ieder geval vanaf het begin van het voortgezet onderwijs met CT in het curriculum in aanraking komen. Dat er nog geen enkel zicht is op wanneer dat gaat gebeuren is onbegrijpelijk en onverantwoord. In dit artikel ga ik in op de argumenten voor en tegen coding en computational thinking (wat niet hetzelfde is als coding).
Toch eerst een stukje geschiedenis. Je politiek verantwoorden met verwijzing naar Dijsselbloem (‘het moet uit het veld komen’) is een handige truc met beperkte houdbaarheid. Er waren in het verleden gelukkig politici die wel over visie, durf en daadkracht beschikten. Sander Dekker zet een VVD-traditie voort. Zijn voorganger Luuk Hermans sprak in een interview dat ik in 1999 met hem had over brede invoering van internet in het onderwijs steeds over eerst een noodzakelijk nut en noodzaakdiscussie. Het was de vermaledijde onderwijsminister Deetman (die zelf uit bestuurlijk onderwijsland kwam) die adviezen over kleinschalige pilots in de jaren ’80 naast zich neerlegde. Hij kwam eerst met plannen voor brede introductie van ICT in het vo en later met plannen voor het po. Op listige wijze wist hij, met goedvinden van MP Lubbers, de op de salarissen van nieuwe docenten bezuinigde gelden op te sparen voor de aanschaf van apparatuur en educatieve softwareontwikkeling. Als we op de vraag uit het veld hadden moeten wachten, zaten we misschien nu nog met de Commodore 64. Of zoals Henry Ford ooit zei: “Als ik mijn klanten had gevraagd wat ze wilden, hadden ze om een sneller paard gevraagd”.
Argumenten voor
Er is niets op tegen om met jonge leerlingen te gaan programmeren en ook iets aan CT te doen. Vanuit de neuropsychologie suggereert Jelles Jolles om niet eerder te beginnen dan tussen het zevende en achtste jaar. Dat heeft met abstraheren en abstractievermogen te maken. Naar zijn mening ontwikkelt zich dat bij de meeste kinderen pas in de loop van de kindertijd, zeg tussen het 7e en 8e jaar, en dan ook nog alleen als er voldoende intellectuele stimulans is uit de omgeving. Aldus Jelle Jolles in een interview met Komenskypost.
Kinderen vinden het vaak leuk om animaties te maken. Zo liet een Zweedse lerares tijdens de Scratch 2015 conferentie in Amsterdam zien hoe haar derde en vierde groepers mooie ‘animatiefilmpjes’ maakten. Het uitdagen van de hersenen is belangrijk voor de ontwikkeling stelt Jelle Jolles. Voor de theorie van Vigotsky over het didactisch principe van de zone van naaste ontwikkeling lijkt ook neuropsychologische evidentie te bestaan.
Aan de boterzachte beweringen van sir Ken Robinson over het stimuleren van de creativiteit heb ik weinig boodschap. Wel geloof ik dat coding (mits met gebruikmaking van adequate tools) de fantasie en creativiteit vleugels geeft, net zoals kleurkrijt, een viool of een dagboek.
Bij coding/CT kan aandacht voor techniek gecombineerd worden met robotica en maker education zodat er wellicht ook enige overdracht kan plaatsvinden (sommige onderzoekrs zijn hier wel sceptisch over). Het maken van je eigen robot biedt de mogelijkheid vakken te combineren/integreren. Denk aan biologie (werking ledematen), natuurkunde (mechanica), logica en natuurlijk het vak techniek.
Er is ook een Bildungsaspect. Je bent ook op school om met delen van de werkelijkheid in aanraking te komen en je probeert die een beetje te doorgronden. Van die werkelijkheid maakt ICT deel uit.
Argumenten tegen
Voor de latere beroepspraktijk is coding in het po geen argument, hoogstens bij techniek (STEM) speelt een zekere bewustwording voor technologie mee.We weten dat minstens 70% van de beroepsbevolking de komende jaren met ICT in zijn beroep te maken krijgt. Voor studies in het hoger onderwijs loopt dit percentage naar de 100%.
Er zijn valide kritische argumenten tegen coding in het po:
- Elk moment dat een kind achter de computer zit, speelt het niet buiten. Dat buitenspelen is voor de hersenontwikkeling van het kind heel belangrijk. Het moet kunnen voelen, ruiken, rennen, luisteren, vasthouden, kortom al zijn zintuigen gebruiken volgens neuropsycholoog Jelle Jolles. Dat gebeurt volgens sommigen steeds minder. Elk risico wordt gemeden.
- Als er iets bij komt in het curriculum dan is de vraag: wat moet er dan uit het curriculum verdwijnen? Delen van taal en rekenen? Ik dacht het niet. Cultuur (creatieve vakken) en geschiedenis ook niet. Kiezen is toch wel moeilijk. In het vo is koppeling aan een exact vak wel logisch, maar niet per se noodzakelijk. CT en coding kan in principe ook bij Nederlands (taalbeschouwing/grammatica), of muziek (compositie) zie noot onderaan tekst.
- Toch is voor mij het belangrijkste argument om terughoudend te zijn wat betreft CT en coding in de basisschool de constatering dat de meeste leerkrachten nog volstrekt onvoldoende geëquipeerd zijn om CT/Coding te geven. Verontrustend is dat dit ook voor de toekomstige docenten geldt. We zien dat coding en CT in veel lerarenopleidingen po nauwelijks voorkomt (uitzonderingen als Ixperion wellicht daargelaten). Voor de duidelijkheid CT is een breder concept dan coding/programmeren. Zie eerder blog in Komenskypost waarin het verschil tussen coding en CT aan de orde komt https://komenskypost.nl/?p=1611
- De ontwikkeling waarbij bijvoorbeeld in het kader van het Codepact mensen uit het bedrijfsleven Coding gaan geven is dubieus. Het suggereert dat elke materiedeskundige zo voor de klas kan. Het haalt daarmee het leraarsvak naar beneden. Dat motiveert jongeren niet om leraar te worden. Het leraarschap worstelt volgens sommigen toch al met een imagoprobleem. Het docententekort dreigt hiermee alleen maar toe te nemen.
We zien inmiddels dat ook commerciële cowboys met dure pakketten veel beloven: een volledige leerlijn programmeren voor de basisschool waar leerlingen geheel zelfstandig aan kunnen werken. Gebaseerd op de 21th century skills, de kerndoelen van de SLO etc etc. De leraar hoeft er zelf niets van te weten. We kennen deze benadering uit de jaren ’90 in het vo. Het was geen succes.
Wat hard nodig is is helder beleid t.a.v. CT en coding. In een recent gepubliceerd onderzoeksrapport van de Europese Commissie wordt ingegaan op het belang en de ontwikkeling van computational thinking in het funderend onderwijs in Europa. Dit rapport is onder aan de tekst bijgevoegd.
Bij de komende verkiezingen laten echter de meeste partijen het afweten. Zolang er geen routekaart bestaat voor coding, gecombineerd met de lerarenopleidingen zijn goede niet commerciële initiatieven zoals Codeklas, CoderDojo en Robocup zeer welkom. Wie de nieuwe verkiezingsprogramma’s bestudeert ziet dat alleen D66 voor CT en coding een stevige plaats inruimt. Dat maakt me er niet optimistischer op.
Naschrift: In 1984 verscheen er in het novembernummer van het tijdschrift Levende Talen een artikel van mijn hand dat feitelijk gaat over wat nu computational thinking wordt genoemd. Een term in 2006 geïntroduceerd door Jeanette Wing. Voor de LT tekst uit 1984 zie onderstaande pdf.
taalbeschouwing-en-informatica-in-het-voortgezet-onderwijs
Jan Lepeltak is hoofdredacteur van Komenskypost en bestuurslid van de stichting Codeklas.
Remon Vredebregt
Zeer informatief artikel, geeft veel geletterde informatie en stof tot nadenken over de voor en tegen.
In het tegen staat dat kinderen buiten moeten spelen: dat moet ook zo blijven vind ik zelf ook, maar is eigenlijk voor dit item geen argument meer. Mijn kinderen zijn 7 en 11 jaar en krijgen beiden huiswerk mee om alvast aan huiswerk te wennen (los van de tijdsdruk in het normale lesrooster).
Het onderwijs in het PO is anders dan in mijn tijd ( ik ben nu 40 jaar) en is ontstaan door met de tijd mee te gaan. Zo is de ontwikkeling altijd geweest en zo zal het nu ook weer een transitie moeten ondervinden om het PO onderwijs van “kinderlijk” begrip, gebruik en de gevaren van CT en internet te voorzien. Eindelijk eens leuk huiswerk