ICT

Digitaliseringssceptici hebben beperkte opvatting van digitalisering en onderwijs

Door Wilfred Rubens

Het afgelopen weekend verscheen in Trouw het artikel ‘Is kennis niet een beetje achterhaald?’ In dit artikel wordt ‘digitalisering van het onderwijs’ gekoppeld aan de (m.i. onzinnige) discussie of je kennis nog via onderwijs moet verwerven. Ik stoor me hier aan.

Informatie selecteren

Foto: fancycrave1, Pixabay

In het niet-vrij toegankelijke artikel van Leonie Breebaart wordt de vraag verkend wat de toegevoegde waarde van de klas in de 21ste eeuw is, nu we op Wikipedia en YouTube zo veel ‘kennis’ kunnen vinden. [het artikel is inmiddels wel vrij te lezen zie reactie, red.] Breebaart refereert aan Platform Onderwijs2032 dat heeft gepleit voor minder nadruk op kennisoverdracht, en meer aandacht voor zaken als programmeren.

‘Digitaliserings-sceptici’ zoals Diederik Boomsma benadrukken het belang van deugden die kennis verwerven mogelijk maken, zoals nederigheid. Internet zou nederigheid niet stimuleren. Er wordt erkend dat digitale leermiddelen handig zijn, maar verder wordt vooral gewezen op de complexiteit van het hanteren van grote hoeveelheden informatie, op het verschil tussen kennis en informatie, op het afleidende karakter van technologie en op het op een effectieve manier ontwikkelen van kennis (waarbij men zich ook afzet tegen leren als een natuurlijk proces).

Ik deel de mening van deze critici dat onderwijs en leren niet vervangen kunnen worden door de beschikbaarheid van internet waar je tal van feiten kunt opzoeken. Eerlijk gezegd had ik gehoopt dat we die discussie, na alles wat is gezegd over het Platform Onderwijs2032, inmiddels wel achter ons konden laten. In een recent rapport over toekomstbestendig onderwijs (pdf) benadrukt Paul Kirschner bijvoorbeeld terecht het belang van een gedegen basiskennis waarmee de wereld te begrijpen is met daaraan gekoppelde domeinspecifieke vaardigheden om goed met die kennis om te gaan. Deze twee aspecten vormen dan de basis voor het ontwikkelen van “creativiteit, eigen analyse, kritische informatieverwerking, motivatie, vertrouwen in eigen kunnen, samenwerking, enzovoorts” zodat jongeren zich in een snel veranderende wereld kunnen aanpassen en gedijen. Een dergelijk fundament ontwikkel je niet door informatie online op te zoeken.

De bijdrage ‘Is kennis niet een beetje achterhaald?’ benadrukt verder ook het belang van kennis, begrip en creativiteit op het gebied van “de digitale realiteit” (zoals de macht van Google, de werking van algoritmen en filterbubbels; digitalisering als onderwerp, dus). Wat mij betreft horen hier ook vaardigheden en attitudes bij zoals het slim en sociaal omgaan met technologie of het voorkomen van afleiding.

Waar ik echter problemen mee heb, is de beperkte didactische opvatting van digitalisering van het onderwijs in deze bijdrage.

Leertechnologie faciliteert zo veel meer dan het ontsluiten van grote hoeveelheden informatie. Dankzij allerlei toepassingen kun je verschillende vormen van interactie faciliteren zoals zelftoetsen (interactie met content), simulaties, virtual reality (een menselijk lichaam bestuderen via de Hololens van Microsoft) of (peer) feedback. Je kunt dankzij online video bepaalde vaardigheden voordoen, zo vaak als lerenden er behoefte aan hebben. Ook is het mogelijk dat lerenden in eigen tempo kunnen leren en dat je beter kunt aansluiten op het niveau van lerenden (zonder dat sprake hoeft te zijn van sterk geïndividualiseerd onderwijs).

Verder kun je dankzij blogs, vlogs en e-portfolio’s reflectie ondersteunen. Of denk aan het doorbreken van de muren van de school dankzij experts die via tools als Skype in de klas geïnterviewd kunnen worden of dankzij het gebruik van virtual reality (een vluchtelingenkamp in Syrië virtueel bezoeken). En dan heb ik het nog niet gehad over de potentie van data voor de begeleiding en beoordeling van lerenden. Uiteraard kun je online leren ook slim combineren met face-to-face leren. Bij het gebruik van leertechnologie hoeven lerenden heus niet de hele dag achter een beeldscherm te zitten.

Toen ik me voor het eerst verdiepte in de mogelijkheden van internet voor leren (rond 1996), werd inderdaad de nadruk gelegd op het encyclopedische karakter ervan als relevantie voor het onderwijs. Inmiddels zijn we echter vele jaren verder en beschikken we over meer mogelijkheden en meer inzichten in de daadwerkelijke potentie van leertechnologie voor opleiden, onderwijs en leren. Wellicht dat ‘digitaliserings-sceptici’ zich hier ook meer in kunnen verdiepen?

Dit artikel verscheen eerder op de blog van Wilfred Rubens. 

  1. Paul Jansen

    Als je even nadenkt weet je dat leren met/uit een schoolboek iets geheel anders is dan leren van een IPad. Waar stond dat ook al weer? Dat is een vraag die je met een boek goed kunt beantwoorden, met een iPad nauwelijks of niet. ICT is niet, ik herhaal NIET, vervangend maar aanvullend. De auto heeft de trein niet vervangen, TV heeft de bioscopen niet doen verdwijnen, door Eboeken verdwijnen papieren boeken niet. Waaarom zijn we in het onderwijs zo stom om boeken af te willen schaffen?

  2. Hannes Minkema

    Het is een goede vraag: hoe komt het dat de winst van bijna 30 jaar ‘computer-ondersteund onderwijs’ (COO) zo pover is? Komt het vooral door die ‘sceptische’ leraren met hun ‘beperkte opvattingen’? Doen die niet genoeg hun best? Zijn ze niet slim genoeg? Of zijn er ook andere strubbelingen aan te wijzen?

    Ik denk dat het laatste ook waar is. Hier een staaltje van de ‘implementatie’ van digitale didactiek in het onderwijs anno 2017.

    Bestuur X geeft alle leraren van school Y een iPad in bruikleen; haalt vervolgens alle schoolborden, smartboards en pc’s (!) uit de klassen & vervangt die door een (aanzienlijk kleinere) Apple-tv; en laat de directeur tegen het team zeggen dat de bedoeling is dat we voortaan alleen met iPads in de klas lesgeven. (Met zo’n fijn pennetje, zodat je niet meer op het bord hoeft te schrijven.)

    Pc’s en laptops zijn uitdrukkelijk niet de bedoeling. Er zal worden gecontroleerd of leraren wel voldoende tijd bezig zijn met de iPad in de klas.

    De in vele jaren opgebouwde content in de bestaande ELO wordt afgesloten voor leerlingen. Die moeten leraren zelf overzetten naar Google Drive of naar Onenote. Het (minimale) onderhoud van (de betrouwbaar gebleken) ELO wordt te duur geacht na de enorme rekening die aan Apple moest worden betaald.

    Er wordt gerekend op de ‘medewerking’ van de leraren. Die moeten na schooltijd een aantal malen bij elkaar gaan zitten om de educatieve zegeningen van Onenote en Socrative met elkaar te delen. Intussen wordt de vaksecties verzocht minder papieren boeken en meer digitale content te benutten. Omdat dat nu eenmaal de weg is die we nu eenmaal zullen gaan.

    De MR verzet zich niet tegen deze koers. Onder leraren is een zekere vrees om een tegengeluid te laten horen, want men heeft van de nieuwe directeur te horen gekregen ‘dit gaan we zo doen’, ‘je moet je niet buiten het speelveld plaatsen’ en ‘alle neuzen dezelfde kant op’. Ook is iedereen er van doordrongen dat deze directeur over aanstellingen, periodieken en loonschalen gaat. Loyaliteit verandert aldus van iets dat je geeft, naar iets dat men van je eist.

    Er zijn geen concrete, laat staan meetbare doelen afgesproken. Er is geen evaluatietraject in gang gezet. Er is geen transparante monitoring van enige ontwikkeling of vooruitgang. De dingen moeten kennelijk komen zoals ze komen, en de iPad zegene de greep. Er wordt als vanzelf op gerekend dat het verbannen van vertrouwde hulpmiddelen en werkwijzen geen nadelige gevolgen zal hebben.

    Wilfred, ict-strubbelingen op school gaan echt niet alleen over wat er technisch gezien wel of niet mogelijk is. Bij een implementatie zoals hierboven naar het leven geschetst, wordt mijn scepsis niet gevoed door een ‘beperkte opvatting van digitalisering’ maar door andere factoren.

    Ik heb een tijd lang de rol van ‘voorhoede’-leraar gehad op het gebied van ict, en daartoe het nodige optimisme gepaard aan volharding. Echter, ervaringen zoals bovenstaande dempen dat optimisme. Ik vraag me af of bestuur X met zulk ‘digitaal beleid’ wel problemen oplost, of ze juist creëert.

  3. Paul Jansen

    ICT gebruik in het onderwijs is sinds de zeventiger jaren niet veel verder gekomen dan:
    1. filmpjes op afroep, Teleac+ zou je kunnen zeggen
    2. weetjesbank van beperkte kwaliteit
    3. administratieve toepassing zoals Magister
    4. beperkte oefen en overhoor tooltjes
    5. type machine, spreadsheet
    Was ‘Nieuwe Buren’ (wie herinnert zich dat nog?) indertijd een voorbeeld van leren DOOR de computer, dat programma heeft nooit een actualisering of opvolger gekend. Het is domweg te kostbaar om educatieve software te ontwikkelen. Worden simulaties zoals SimCity en opvolgers ergens in het onderwijs gebruikt? Bij mijn weten niet.
    Kortom, er is al tientallen jaren weinig vooruitgang. En het rapport van de Onderwijsraad biedt ook al weinig hoop, meer hardware is de enige conclusie.

  4. Oké, dat kan allemaal met ICT. Maar moeten we dat ook willen?

Geef een reactie op Reactie annuleren

− 1 = 2

Translate »