Door Jan C. Lepeltak
Hoewel we in Nederland leven in een hoogconjunctuur waarin steeds meer kleuters zich de tablet van hun ouders toe-eigenen, geldt dit zeker niet voor alle kinderen en evenzo voor een groot deel van de wereldbevolking. Over deze digitale ongelijkheid en de relatie daarvan met onderwijs, de Digital Divide, publiceerde onder andere Paul Resta van de University of Austin, Texas al in 2003 in het boek ‘Toward Digital Equity, Bridging the Divide in Education’. Wanneer je op Google ‘Digital Equity’ zoekt, kom je veel afgeleide recente publicaties en initiatieven tegen betreffende het verkleinen van deze wereldwijde digitale kloof. Het probleem is er in tien jaar niet kleiner op geworden, integendeel. Prof. Paul Resta geeft een aantal nog steeds actuele voorwaarden om digitale ongelijkheid tegen te gaan.
Binnen het onderwijs is tot op heden nog steeds een essentiële hoofdvraag hoe je kinderen die niet of moeilijk kunnen deelnemen aan het gewone traditionele leerproces met de inzet van ICT toch verder kunt laten ontwikkelen. De demografische ontwikkelingen in Nederland, waarin het aantal leerlingen waarvan de ouders niet uit Nederland afkomstig zijn sterk is toegenomen, hebben ook tot nieuwe uitdagingen geleid. Hoe kun je risicoscholieren of studenten toch nog voorbereiden voor de toekomstige banenmarkt en een goed beroep, waarbij digitale vaardigheden een steeds grotere rol spelen? Ook Amerikaanse onderwijsexperts bogen zich in het spraakmakende ‘Toward Digital Equity’ over dit vraagstuk en spreken over het belang van Digital Equity: digitale gelijkheid, waarin men de digitale verschillen tussen kansarme en sociaaleconomisch bevoorrechte delen van de bevolking wil verkleinen. De auteurs bespreken de oorzaken en oplossingen om deze digitale scheiding in de samenleving te bestrijden. Het innoverende boek ‘The Computer Clubhouse-Constructionism and Creativity in Youth Communities’ (Kafai, Peppler, Chapman) richt zich meer praktisch op manieren waarbij jongeren zich ontwikkelen en scholen. Centraal in dit boek staat het constructionisme en voorbeelden van deze onderwijstheorie in de praktijk van het Amerikaanse onderwijs.
Digitaal gelijk
Het boek ‘Toward Digital Equity’ richt zich op onderzoeken waaruit blijkt dat buurten met lage inkomens en veel risicostudenten het minst gebruik kunnen maken van de voordelen van onderwijstechnologieën en telecommunicatiemogelijkheden. Deze groepen zijn de elementen in de samenleving die het minst over computers of internetmogelijkheden beschikken.
De schrijvers van het boek dragen de school aan als het instituut dat de achterstand van deze sociale groep kan compenseren. Uit onderzoek zou blijken dat scholen met de hoogste gebreken en minderheden het slechtst toegang tot digitale toepassingen hebben.
Het sleutelbegrip voor de Amerikaanse schrijvers is Digital Equity. Dit kan volgens de auteurs het best beschreven worden als: ‘Het garanderen dat elke student van welke socio-economische achtergrond, taal, ras, geografische locatie, fysieke beperking, culturele achtergrond of geslacht evenredige toegang heeft tot nieuwe technologieën, communicatie en informatiebronnen en de leerervaringen die het gebruik hiervan biedt. Ook betekent Digital Equity, oftewel -Digitale Gelijkheid-, dat alle personen dezelfde kansen krijgen om de middelen en capaciteiten te ontwikkelen om volwaardige deelnemers te zijn in het digitale tijdperk. In het boek vormt de Amerikaanse samenleving de context binnen het onderzoek naar Digital Equity. De verschillende auteurs beargumenteren dat er in de VS een groeiend Digital Divide plaatsvindt, een ontwikkeling die lijnrecht tegenover Digital Equity staat.
Paul Resta (University of Austin, Texas) en Robert McLaughlin (New England College, New Hampshire) stellen de belangrijke vraag of deze Digital Divide werkelijk bestaat. Volgens deze auteurs ligt het antwoord in diverse chronologische fases in de geschiedenis van de ICT. Allereerst werd de digitale scheiding gemeten door het persoonlijke bezit van een computer. Later veranderde dit in het persoonlijke bezit van een internetaansluiting. Momenteel bevinden we ons in de fase waarin de kwaliteit van de internetverbinding een graadmater is in de Digital Divide. Maar ook andere factoren zijn van steeds grotere betekenis: het soort gebruik, de beschikbaarheid van de juiste content, de kwaliteit van het lesgeven. De auteurs stellen hierbij de vraag of de markt de technische ongelijkheden van computerbezit en internettoegang zelf kan oplossen, of dat de overheid moet ingrijpen om de digitale verschillen tussen kansarme en rijke kinderen te dempen.
Toegang tot Technologie
Gwen Solomon en Nancy J. Allen benadrukken in hun paper dat sterke ongelijkheden in deze samenleving blijven bestaan en dat digitale ongelijkheden hieraan gekoppeld zijn. Ze spreken over een digitale verdeeldheid die het resultaat is van ongelijkheden in een technologische wereld, in plaats van verdeeldheid door een toenemende afhankelijkheid van technologie.
Toegang tot nieuwe internettechnologieën betekent veel meer dan hardware, software en bandbreedte. Belangrijke kwesties zijn de kwaliteit van de instructies, de beschikbaarheid van de juiste inhoud en de mogelijkheid om deel te nemen aan de productie van kennis.
Voor Solomon en Allen vormt armoede een rode lijn in de digitale scheiding. En het is nu juist het effectieve gebruik van technologie dat risicostudenten kan ondersteunen om onderdeel te worden van een technologisch slimme generatie die verzekerd is van goede banen en hoge salarissen. Zonder deze toegang tot technologie zullen deze studenten desondanks nooit deze kansen krijgen.
Behalve beperkte onderwijsbudgetten voor armere scholen, speelt de kwaliteit van docenten een grote factor in de Digital Divide. Ondergekwalificeerde leerkrachten zullen zelf technologie onvoldoende begrijpen en kunnen hierdoor het gebruik onder studenten ook niet goed stimuleren. Bovendien, beargumenteren Solomen en Allen, blijkt uit onderzoeken dat scholen met een grotere groep scholieren uit lage inkomensgroepen een kleiner deel van hun budget aan training van docenten besteden.
Ervaren docenten
De steun en betrokkenheid van schoolleiding en bestuur in het stimuleren van docenten om technologie te gebruiken is cruciaal. De leiding moet de correcte middelen aanwenden om professionele ontwikkeling en steun voor docenten mogelijk te maken. Hierdoor kan in een school verandering plaatsvinden. De schrijvers van ‘Digital Equity’ geven vervolgens voorbeelden van Amerikaanse onderwijsexperts en onderzoekers over hoe deze verandering tot stand komt. Het demonstreert dat met toegang tot technologie, technologisch ervaren docenten, de juiste inhoud en instructies specifiek gericht op de studenten, er grote resultaten geboekt kunnen worden onder (aanvankelijk) ongeïnteresseerde studenten of risicostudenten. Digitale gelijkheid kan middels onderwijs hierdoor de cirkel van armoede, die veel van deze studenten belemmert, doorbreken.
Er zijn enkele praktische voorwaarden om Digitale Gelijkheid te bereiken. Eerst moeten zowel scholieren als hun docenten toegang hebben tot actuele hardware, software, en internettoegang. Ten tweede moeten ze toegang hebben tot de juiste content, hoge kwaliteit en responsief zijn naar de culturele omgeving en de mogelijkheid hebben om bij te dragen aan de kennis geboden in de online content. Ook moeten docenten zelf goed weten hoe ze hun digitale gereedschappen en hulpbronnen effectief kunnen gebruiken. En als laatste moet de toegang tot nieuwe systemen ondersteund worden door leiders met visie en steun voor veranderingen via nieuwe technologieën.
Een toenemend aantal onderzoeken toont volgens Resta en McLaughlin aan dat leerkrachten minder technologie in de stof bij slecht presenterende leerlingen toepassen dan bij goed presterende leerlingen. Goed presterende studenten blijken uit onderzoeken meer tijd te hebben voor computergebruik tijdens schooluren. Terwijl onderzoeken ook aantonen dat ICT in het leerproces juist een groter voordeel kan bieden aan slecht presterende leerlingen dan hun goed presterende klasgenoten. Intussen lijdt het gebrek aan kennis en ervaring met cognitieve middelen tot problemen voor scholieren uit lage-inkomensgezinnen, wanneer zij het hoger onderwijs binnenkomen. Een andere brede maar cruciale conclusie is dat wanneer leerlingen en leraren regelmatig toegang hebben tot leerproces-technologieën, zowel thuis als op school, hun gemiddelde kennis en technologie skills sterk verbeteren.
In een tweede artikel dat wij zullen publiceren bespreekt de auteur andere aspecten en conclusies betreffende de Digital Divice en het onderwijs.
Over de auteur: Jan C. Lepeltak was correspondent voor o.a. Elsevier en de Telegraaf in Jakarta. Momenteel werkt hij als senior riskconsultant in Indonesië.
admin
Thank you Tatyana, we keep in touch.
Tatyana Oleinik
Thank you, it’s very important and we’re interested in digital literacy development for teacher education (Erasmus+). I’ve got connection with Piet Kommers as well as I’ll be nice to connect with you
Justine Pardoen
Goed dat je er aandacht aan besteedt. Hard nodig. Zal de komende jaren alleen maar erger worden, prangender. Buitensluiting van een grote groep mensen (die vanuit dat gevoel lang niet allemaal in staat zijn een tandje bij te zetten), levert is een bron voor maatschappelijke onrust. We zien het nu aankomen. Wat we te veel doen, is het individu er zelf verantwoordelijk voor maken.
Als je ziet dat armoede verbandt houdt met achterlopende digitale geletterdheid. Wat zegt dat dan? Gaan we mensen op cursus doen, gaan we armoede bestrijden? Wat is ons doel eigenlijk precies met mogelijke interventies?
Ironie: gemeenten denken armoede te bestrijden door digitalisering in te zetten. Meteen een mooie kans om te bezuinigen, denken ze dan. Wie gaat het ze vertellen dat ze de kansenongelijkheid juist vergroten zo?
Zie ook: http://openscholarship.wustl.edu/cgi/viewcontent.cgi?article=6265&context=law_lawreview