Coding, Computational thinking, Docenten, Onderwijs2032, VO

‘Voorstel Digitale Vaardigheden brengt veel mooie cadeautjes’


Een recensie

door Felienne Hermans

Na het zeer wisselend ontvangen onderwijs2032 is er nu Curriculum.nu. Binnen curriculum.nu werken 125 leraren, 18 schoolleiders en ruim 80 scholen aan een nieuwe visie voor een aantal belangrijke kernvakken, zoals Nederlands, rekenen maar ook… Digitale Geletterdheid!

Na de eerste fase ligt er nu een Conceptvisie Digitale Geletterdheid, dat ik natuurlijk meteen heb verslonden toen het uit kwam. Want curriculum.nu is een gezamenlijk project van een groot aantal partijen in onderwijsland waaronder LAKS, Ouders & Onderwijs, de VO-raad en ook de PO-raad. Nou, dan vind ik het meteen spannend, want de PO-raad schreef vorig jaar nog een vrij kritisch stuk tégen programmeren in het basisonderwijs. In dat stuk betoogden ze dat het niet programmeren is dat belangrijk is voor leerlingen om te leren, maar computational thinking (CT).

Computational thinking staat vaak centraal

Wat computational thinking precies is, daar is niet iedereen het over eens, maar het komt er op neer dat een leerling weet hoe een probleem zo geformuleerd moet worden dat een computer het zou kunnen uitvoeren. Als voorbeeld kun je bijvoorbeeld denken aan het smeren van een boterham. In stapjes uitgedrukt is dat: haal een sneetje brood uit de zak, smeer er boter op, leg er een plakje kaas op, snijd de boterham in stukjes. Omdat CT dus gaat over het formuleren en niet over het uitvoeren van problemen, kan het ook zonder een computer beoefend en geoefend worden (dit wordt soms ‘unplugged’ genoemd).

Juist dat CT wordt door veel partijen, zeker niet alleen de PO-raad, vaak genoemd als de kernvaardigheid rondom programmeren. Niet het programmeren zelf, maar nadenken over problemen en ze kunnen oplossen met een (theoretische) computer, dat is wat telt voor de digitale geletterdheid. Mensen die mij volgen op mijn blog of op Twitter weten al dat ik daar een wat andere kijk op heb. Programmeren is meer dan alleen maar logisch nadenken, het is creëren met de computer! En net zoals bij tekenen of knutselen of schrijven heb je natuurlijk wel basiskennis nodig. Maar de lol is juist iets maken. Dit project speelt willekeurige noten, alsof er een katje over de piano loopt. Met 3 blokjes maak je een heel vreemd lied.

Vier domeinen rondom digitale technologie

Met de veelgehoorde visie van CT als kern begon ik de conceptvisie te lezen, en… ik was blij verrast! Het document onderscheidt binnen digitale geletterdheid vier domeinen:

  • Kennis van digitale technologie
  • Omgaan met digitale technologie
  • Nadenken over digitale technologie
  • Creëren met digitale technologie

Wat precies ‘digitale technologie’ is, dat blijft, helaas, nog een beetje onduidelijk. Betreft dat nou programmeren, en zo ja, met wat voor omgeving, of meer het maken van bijv. presentaties in PowerPoint of een animatie in Blender? Een definitie geformuleerd door de commissie zou heel welkom zijn, want op deze visiedocumenten gaan wij als docenten en materiaalmakers natuurlijk wel inspelen. Hoe eerder we weten wat we kunnen ontwikkelen, hoe fijner.

Maar, een kniesoor die daarop let hoor. Dat kan er in een nieuwe versie vast nog wel bij. Wat voorop staat is dat hier een commissie spreekt die het snapt. Een commissie die snapt dat software de wereld in zijn greep heeft, zowel op positieve als op negatieve manier.

Onder ‘Kennis over’ beschrijft de commissie dat kennis belangrijk is, zodat leerlingen zich bewust en kritisch kunnen opstellen. Dat woordje kritisch vind ik heel sterk. In deze veranderende wereld moeten leerlingen goed weten wat er kan. En daar is basiskennis van technologie zeker voor nodig.

In de categorie ‘Omgaan met’ wordt gesteld dat leerlingen de taal van digitale technologie moeten spreken en begrijpen. Misschien lees ik hier te veel met een roze bril, maar ik denk hier toch een soort basisbegrip van een (of meer) programmeertalen in te lezen. Hier wordt kort ook nog CT genoemd als de manier waarop met digitale technologie gewerkt wordt, en ja natuurlijk is dat een belangrijke vaardigheid. Ook omgaan met data wordt aangestipt, en het feit dat omgaan met technologie in allerlei schoolvakken terugkomt.

‘Nadenken over’ benoemt ook weer een kritische houding, en zelfs het woord ‘ethisch’ valt hier. Heel sterk dat ook de schaduwkant van techniek aan bod komt en de verantwoordelijkheid van makers van techniek wordt aangestipt. Wie iets maakt, zeker ook software, moet bedenken wat de implicaties kunnen zijn. Een onschuldig systeem om vrienden berichtjes te sturen kan zo maar eens gevolgen op mondiale schaal hebben, zoiets is (helaas) geen fantasie meer.

En dan ten slotte ‘Creëren met’, waar de focus ligt op het maken van dingen met digitale technologie. Ook hier denk ik natuurlijk aan creëren met programmeren, maar ook de combinatie met maakonderwijs en ontwerpend leren ligt voor de hand. Extra mooi hieraan is dat het beschreven wordt als een ‘continu ontwikkelproces’. Niet alles kun je vooraf plannen en in stukjes opdelen, soms moet je iets in actie zien om erop te kunnen reflecteren.

In een lezing die ik vorig jaar gaf bij Kivi noemde ik 4 redenen om te programmeren, waaronder: de wereld snappen en creatieve expressie. Die komen hier dus duidelijk terug, mooi!

Vakintegratie

Ja, ik lees dit document echt als een kind op Sinterklaasavond, er komt geen einde aan de mooie cadeautjes! Want ook een ander stokpaardje van mij is in het document opgenomen en dat is vakintegratie. Het stuk zegt het beter dan ik het zou kunnen: ‘Zoals digitale technologie verweven is in alle sectoren van de maatschappij en in het leven van mensen, raakt digitale geletterdheid verweven met de andere leergebieden.’

 

Als uitgangspunt: super! Maar ik maak me wel zorgen over de uitvoerbaarheid, zeker in het vo. Als iedereen verantwoordelijk is, is niemand het, in zekere zin. Ik ben benieuwd hoe we gaan zorgen dat het ook echt aan bod komt, zonder dat iedereen naar elkaar gaat wijzen. Een risico is dat, zoals nu ook gebeurt, voornamelijk de betadocenten in deze luwte springen en de breedte, zoals het document beoogt, in de praktijk smal zal zijn. Dat zou ik wel graag verder uitgewerkt zien.

Is er verder nog iets op aan te merken?

Tsja, er is altijd wat natuurlijk. Zoals ik al opmerkte mis ik een strakke definitie van digitale technologie en de risico’s van integratie. Veel vooral vo scholen besteden al best wat tijd aan de computer met lessen Word en Powerpoint. Goed natuurlijk, maar ik zou graag helder hebben wat hier de visie is.

Een andere kleine zaak die strakker kan is de connectie met de onderzoekende houding. In het document wordt zonder veel bewijs geponeerd dat leerlingen door te creëren met technologie ‘een onderzoekende houding ontwikkelen’. Ik weet niet of dat wel vast staat, en of de onderzoekende houding zich van het ene naar het andere vakgebied  ‘verplaatst’ ?   Maar er is nog één belangrijk punt dat helaas nog mist, en dat is…

Aandacht voor (gender)diversiteit

Het woord gender, meisjes, (en trouwens ook socio-economische status of afkomst) komt helaas in de visie niet voor. Toch weten we uit onderzoek na onderzoek dat meisjes (en ook kinderen uit gezinnen met een niet-Westerse afkomst) in veel en veel lagere mate voor informaticaopleidingen en programmeervakken kiezen.

Dit speelt ook in de po- en vo-leeftijd al volop. Zo is maar 30% van de kinderen (tussen de 7 en de 11) die mijn online Scratch cursus volgde een meisje en het percentage vrouwen onder eerstejaars informatica op de TU is nog veel lager. Bij veel meisjes speelt beeldvorming in de media en de bijbehorende onzekerheid een rol, ook al op jonge leeftijd. Ook de manier waarop programmeren wordt gedoceerd – vaak in de context van techniek en robots en games – draagt niet bij aan diversiteit. Meisjes zijn over het algemeen meer geïnteresseerd in wat je met techniek kunt doen en worden niet altijd gestimuleerd om de techniek zelf zo leuk te vinden. Dat geldt ook voor kinderen uit lagere socio-economische groepen. Die hebben vaak interesse in het beter maken van de wereld voor hun omgeving.

In een ideale wereld is er natuurlijk geen verschil tussen hoe we programmeren zouden doceren, zeker niet als we de breedte van een vak goed laten zien, zoals bijvoorbeeld bij taal en rekenen. Maar gegeven het feit dat er zoveel beeldvorming is rondom het idee dat programmeren echt iets voor (witte en Aziatische) jongens is, zullen we hier toch iets aan moeten doen, wat mij betreft ook op het niveau van een visiedocument.

felienne-portretDr.Ir. Felienne Herman studeerde af in de informatica en werkt als assistent-professor aan de TU Delft. Ze ontving de Tech Inspirator Award 2018. http://www.techionista-awards.com. Felienne geeft ook wekelijks programmeer workshops aan kinderen. Ze is niet betrokken bij de Onderwijs.nu curriculumontwikkeling.

Geef een reactie

96 − 92 =

Translate »