Eigenlijk ben ik helemaal niet zo’n fanatieke vakantielezer, maar dat ene boek dat ik tijdens de vakantie lees associeer ik daarna nog wel altijd met die specifieke vakantie. Tijdens een vakantie in Portugal las ik ooit twee van de drie boeken van In de ban van de ring. Het derde boek heeft daarna nog zeker een decennium in de kast gestaan: Tolkien hoort bij Portugal. Hetzelfde geldt voor Dostoyevski’s Schuld en Boete, dat ik in een snoeihete Israëlische kibboets las, en Jack Vance’s vijfdelige The Demon Princes, dat verbonden is aan de Hardenbergse Sprookjescamping. Meestal beperk ik me tot het lezen van een goede SF-roman (vorig jaar Neal Stephenson’s prettige Seveneves), en dat zal ook nu wel het geval zijn. Ik ga dan ook maar gewoon iets aanbevelen, want boeken die dat verdienen, en die ik in de periode voorafgaand aan de vakantie las tellen ook mee, vind ik.
Een van de boeken in mijn boekenpakket in de eerste klas was Mythen En sagen van de Griekse Wereld. Er is nooit in een les aandacht aan besteed, en toch vond ik het mijn fijnste schoolboek. De verhalen uit het oude Griekenland, door de eeuwen heen aangevuld door Romeinse dichters, spraken en spreken tot de verbeelding. Het principe is ook nooit veranderd: als je het onverklaarbare wil verklaren, dan bedenk je een verhaal. Wat de Griekse mythologie bijzonder maakt is hoe menselijk imperfect de goden zijn. Dit zijn goden die zich maar al te graag misdragen, en ook onderling het meestal niet met elkaar eens zijn. Maar het wemelt ook van de simpelweg prachtige verhalen, zoals de sluwe koning Sisyphos die het lukt om zelfs de Dood voor de gek te houden – tot tweemaal toe nota bene (de straf die hij daarvoor ontving is spreekwoordelijk geworden), de nimf Melissa die de goden honing schenkt en beloond wordt met een dodelijk wapen (waarvan in typisch Zeus-ironische stijl het gebruik ervan tot de eigen dood leidt), en de beeldhouwer Pygmalion, die onder invloed van liefdesgodin Aphrodite een beeld maakt waarop hij zo verliefd wordt dat het uiteindelijk tot leven komt. Je kunt het lezen en herlezen. Het geeft een inkijkje in onze cultuur, en je ziet plotelementen van Shakespeare tot Game of Thrones terug. Een tijdje terug verscheen een nieuwe versie van de Griekse mythologie, herverteld door de Britse komiek en schrijver Stephen Fry. Wat Fry buitengewoon goed doet is trouw blijven aan de originele versie – wat ik weet omdat ik zelf ook wel teksten van Ovidius heb vertaald – en daarbij zijdelings commentaar geven over de relevantie van het verhaal voor onze tijd. Het is een dik boek dat wat mij betreft nog veel dikker had mogen zijn, want grote Griekse helden als Achilles en Hercules komen er niet in voor. Van een heel ander kaliber is de Noorse mythologie, die een stuk verder van ons vandaan ligt – op de namen van de dagen na. Afgelopen jaar kwam een hervertelling van een aantal Noorse mythen uit, geschreven door Neil Gaiman. Gaiman ken ik vooral als auteur van de grafische romanreeks Sandman (die ik zonder enige aarzeling literatuur zou noemen) en van het prachtboek American Gods, waarvan inmiddels een Netflixserie loopt. Gaiman is gek op verhalen en mythologie, en noemt zelf de Noorse mythologie als zijn favoriete. Het zijn verhalen die bol staan van de symboliek en mythische wezens. Mensen komen er niet in voor, goden en reuzen des te meer. Wie de onderlinge verhoudingen binnen Asgard een beetje begrijpt zal een stuk meer plezier beleven aan Marvelverfilmingen van bijvoorbeeld Thor, maar ook van het spelen van een spel als het recente God of War. Voor wie toe is aan een heel ander soort mythologie als de voor velen overbekende Griekse, zou ik dit boek van harte willen aanbevelen.
Casper Hulshof is o.a. redacteur van KomenskyPost en publicist. Hij werkt ook als onderwijspsycholoog aan de Universiteit van Utrecht.
Geef een reactie