Judith Porcelijn
Toen ik op de lijst zag dat ik Floris in de klas zou krijgen, baalde ik. En dat is nog zacht uitgedrukt. Ik weet dat ik bij de afdelingsleider langs ben gegaan om te vragen of Floris écht niet in een parallelklas geplaatst kon worden. Maar nee. De afdelingsleider weigerde om hem van klas te laten veranderen. ‘Hij was inmiddels bevriend met zijn klasgenoten’, was het argument. Dat betwijfelde ik ten zeerste. Maar goed. Ik ging me er geestelijk op voorbereiden om een heel schooljaar lang Floris voor mijn neus te hebben. Letterlijk. Want Floris zat altijd vooraan. In elk lokaal.
Ik werkte toen in het Praktijkonderwijs en ik gaf les aan de tweedejaars. In dat tweede jaar draaide alles om de schifting die aan het eind van het jaar gemaakt zou worden. En als mentor was ik de persoon die die schifting ging maken. Weliswaar in overleg met de zorgcoördinator, maar toch. Ik nam mijn taak zeer serieus.
Onze derde jaar had drie richtingen. De basisgroep, die één dag per week buiten de deur stage mocht gaan lopen. De arbeidsgroep, die één dag per week intern stage zou gaan lopen: op de afdeling ‘arbeidstraining’. Stel je rijen tafels voor waar 15-jarigen onderdelen van een deurklink of headset in een zakje stoppen. En dan hadden we nog de steungroep. Dat waren de leerlingen die, onder begeleiding van de mentor, een paar uur per week arbeidstraining mochten doen, maar verder eigenlijk alleen maar leerden hoe ze 1) ergens op tijd moesten komen, 2) hun eigen lunchpakket konden klaarmaken en 3) hun veters zelf konden strikken. Die steungroep was de kwetsbare groep. In die groep heb ik nooit lesgegeven. Wel in de andere twee groepen.
Ik schaam me om het te bekennen, maar ik was allergisch voor kwetsbare leerlingen. Gaf men mij drie ADHD’ers, een club meiden met een grote bek en een autist in de klas… en ik had ze allemaal binnen een jaar op stage. Extern. Want dat was natuurlijk het uiteindelijke doel van de zogenaamde arbeidstraining. En toen ik een basisgroep had? Die liepen binnen het jaar twee dagen stage. Omdat hun stagebegeleider dat aan hen had gevraagd.
Maar die kwetsbare groep… die konden met een beetje mazzel een extra jaar arbeidstraining doen en daarna rechtstreeks naar de sociale werkplaats. Ja: die waren er toen nog. En ik vond er niks an.
Terug naar Floris. Floris had wat mij betreft alle kenmerken van een leerling in de steungroep. Hij was eenzaam. Hij had geen enkele aansluiting bij zijn klasgenoten; die vonden hem raar. Hij zat op schoonspringen en een spelletjesclub. Zijn klasgenoten lachten hem uit. Hij zag er kwetsbaar uit. Mocht zich bij gym omkleden in het invalidentoilet. Floris keek me nooit aan en praatte altijd met een zielig klein stemmetje. En wat ik het ergste vond: zijn leerlingdossier was verzegeld. Ik wist helemaal niets van hem. Niet eens een geboortedatum. ‘Op verzoek van de ouders en Floris zelf’, volgens de zorgcoördinator. Ik dacht er het mijne van, maar vooral: ik was geschokt en boos door zoveel wantrouwen. En daardoor deed ik geen enkele poging om Floris beter te leren kennen. Eigenlijk ging ik alleen maar -steeds opnieuw- in discussie met moeder over het verzegelde dossier.
Maar goed. Floris en ik worstelden ons dat schooljaar door en in juni vertelde ik Floris en zijn moeder dat ik Floris had verwezen naar de steungroep. Ze waren woedend, maar niet verrast. Ik had van het begin af aan duidelijk gemaakt wat ik van Floris vond. Moeder en Floris dienden een klacht in. Hun klacht werd afgewezen vanwege dossiervorming.
Zoveel jaren later schaam ik mij nog steeds dood: ik had een verkeerd advies gegeven.
Het pleit voor mijn zorgcoördinator en de schoolleiding dat ze mij gesteund hebben (nog steeds: dank daarvoor) maar ik zat natuurlijk helemaal fout. Ik had de eerste regel geschonden: de regel van relatie. Mijn vooringenomenheid heeft Floris (en zijn moeder) verdriet berokkend. Zinloos geweld.
Gelukkig hebben mijn collega’s van het derde jaar het toentertijd allemaal snel opgelost. De kerstvakantie was een ijkpunt voor leerlingen die tot dan hadden laten zien dat zij een stapje hoger mochten. Of twee, zoals in Floris’ geval. In januari ging hij extern stage lopen en binnen een jaar was hij uitgestroomd naar het MBO. Uiteindelijk hebben docenten daar ervoor gezorgd dat hij kon doorstromen naar het niveau waar hij hoorde.
Floris heeft nu een eigen bedrijf. Als gediplomeerd maatschappelijk verzorgende zorgt hij ervoor dat ouderen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. Dit alles weet ik pas sinds een jaar of tien. Ik kreeg een vriendelijk mailtje van Floris, met de link naar de website van zijn bedrijf…
Ik ben natuurlijk hartstikke trots op hem – met terugwerkende kracht. Maar als we het over blunders en advisering hebben…. Au.
De echte naam van de leerling is geanonimiseerd naar Floris.
liesbeth
Wat een moed om een verkeerd advies toe te geven! Mijn dochter heeft op de basisschool van meerdere docenten en instanties een verkeerd advies gekregen. Gelukkig heeft een heel brede brugklas dit opgelost (van vmbo naar vwo!). Geen van de adviseurs heeft ooit het verkeerde advies toegegeven. Mijn dochter is als een trein door het onderwijs gegaan en is inmiddels gepromoveerd.
Judith Porcelijn
Wat prachtig, Liesbeth!
Judith Pietersma
Wat een mooie ‘bekentenis’ en fijn dat het uiteindelijk allemaal goed gekomen is.
Judith Porcelijn
Dank je wel, Judith 😉