Johan De Wilde
“Opvoeden, dat komt de ouders toe, niet de leraars.” Je hoort en leest regelmatig dit standpunt van onderwijsmensen, opinie- en beleidsmakers. Let er zelf maar eens op, in veel gevallen blijft het daarbij en kan je uit de context niet afleiden wat de spreker of schrijver juist verstaat onder die opvoedende rol van de leraar, noch waarom de leraar zich daarmee niet zou mogen bezighouden.
In dit blogbericht wil ik stilstaan bij de uiteenlopende invullingen die verschillende groepen aan de opvoedende rol van de leraar geven.
De tekst hoopt aan te zetten tot reflectie en discussie. Hij pretendeert niet op een grondige analyse gestoeld te zijn maar leidt idealiter wel tot een degelijker onderzoek.
Stap 1: De leraar als opvoeder: euh
Laat ons eerst stilstaan bij vier basiselementen die men – al dan niet in combinatie met elkaar – aan de leraar als opvoeder koppelt. Een eerste is die van de opvoeder als verzorger. Wellicht is dat niet alleen een vrij dominante invulling die in de media aan bod komt, maar ook een die bij veel mensen buiten het onderwijs leeft. Het beeld van de kleuteronderwijzer die voortdurend poepen afkuist, past hierin.
Een tweede invulling die daarbij aanleunt, is die van de leraar als beloner en straffer of klasmanager. Dit is een element dat veel leraren met hun opvoedende rol associëren, al zien zij hun opvoedende rol echt wel ruimer.
Zo leeft ook het derde element bij hen, namelijk de leraar die een goede leraar-leerling-relatie nastreeft en onderhoudt. Dit element komt, in tegenstelling tot de eerste twee, ook terug in de invulling die de overheid in de basiscompetenties aan de leraar als opvoeder geeft.
Uit die competentielijst spreekt tenslotte nog een vierde invulling, namelijk die van de leraar die bijdraagt tot de identiteitsontwikkeling en waardevorming van leerlingen en bij uitbreiding tot een oriëntatie op de wereld.
FG2: de leraar als opvoeder
uit: Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de basiscompetenties van de leraren
2.1 De leraar kan een positief klimaat creëren voor de lerende(n) in de groep en in de onderwijsinstelling.
2.2 De leraar kan de emancipatie van de lerende(n) bevorderen door hen te stimuleren tot mondigheid, zelfstandigheid, eigen initiatief, verantwoordelijkheid en participatie.
2.3 De leraar kan de lerende(n) ondersteunen bij hun individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie door aandacht te hebben voor hun attitudevorming, hun sociaal-emotionele vorming en hun waardeontwikkeling van de lerende(n).
2.4 De leraar kan actuele maatschappelijke gebeurtenissen en tendensen opvolgen en vertalen naar een pedagogische context.
2.5 De leraar kan adequaat omgaan met lerende(n) met specifieke onderwijs- en opvoedingsbehoeften.
2.6 De leraar heeft aandacht voor de fysieke en geestelijke gezondheid van de lerende(n).
2.7 De leraar kan communiceren met lerende(n) met diverse taalachtergronden in diverse talige situaties.
Stap 2: Wie denkt wat over de opvoedende rol van de leraar?
Zoals uit bovenstaande beschrijving is gebleken, staan de verschillende invullingen van de leraar als opvoeder niet los van de personen die er zich over uitlaten. In onderstaande tabel geef ik aan welke invullingen dominant zijn bij welke actor.
Opinieleiders vormen de meest abstracte groep in het rijtje. Ik refereer hierbij aan de mensen die over dit thema publiek een opinie ventileren en dat zijn doorgaans politici en intellectuelen die in de media reflecteren over kwesties die verband houden met onderwijs. Het kruisje geeft aan dat opinieleiders vrijwel uitsluitend over een specifieke invulling van de opvoedende rol spreken, namelijk die van verzorger.
De duidelijkste positie is dan weer die van de wetgever die het competentiekader definieert. Die invulling is totaal anders en lijkt afgesneden van waar het over gaat in het publieke debat. Merk ook op dat er een invulling is die enkel hier te vinden is, namelijk die van de leraar die als opvoeder bijdraagt tot de identiteitsontwikkeling, waardevorming van leerlingen en hun oriëntatie op de wereld.
Leraren tenslotte vormen een diverse groep. Dat is ten dele te verklaren doordat leraar zijn van peuters iets anders is dan leraar zijn van adolescenten. De leraar neemt door de meerdere invullingen tegelijk een tussenpositie in, en denkt als enige actor ook aan klasmanagement.
Een positie die ik hier niet vermeld, is die van de ouders (of de leerlingen zelf). Hoe zij tegen de opvoedende rol van leraren aankijken, is moeilijk in te schatten. Het zou me niet verbazen dat hun visie afhankelijk is van de leeftijd en andere eigenschappen van hun kinderen en de particuliere relaties die ze met hun leraren hebben. Een ouder van een kind dat nog niet zindelijk is, zal er wellicht op rekenen dat de leraar een zorgende rol opneemt, zoals ouders van een kind dat op school regelmatig gestraft wordt niet naast de tweede invulling kunnen kijken. Invulling 3, een goede leraar-leerling-relatie, is iets wat ouders vanzelfsprekend vinden en niet onder de opvoedende rol van de leraar categoriseren.
Stap 3: de leraar als opvoeder verdedigen en aanvallen op verschillende gronden
Ik heb hierboven vier invullingen van de opvoedende rol van de leraar voorgesteld en aangegeven hoe ze volgens mij corresponderen met verschillende maatschappelijke actoren. De laatste denkstap die ik wil maken, is aangeven wie welke rol aanvalt of verdedigt en met welke argumentatie. Uiteraard loop ik het risico dat mijn aanvoelen niet strookt met dat van u, maar toch maak ik graag mijn redenering af.
De rol van de leraar als opvoeder ligt publiek onder vuur. Daarbij wordt die rol weliswaar meteen verengd tot die van verzorger. Hoewel de argumentatie daartegen vaak impliciet blijft, is ze volgens mij vooral principieel. Ouders worden gezien als de primaire verzorgers en opvoeders. Aan hen om ervoor te zorgen dat de kinderen klaar zijn om naar school te gaan. Leraren horen op die basis het kennen en kunnen van de kinderen verder uit te bouwen. Ongetwijfeld zullen sommige opinieleiders ook pragmatisch redeneren en denken dat tijd die leraren daaraan besteden verloren tijd is om aan andere doelen te werken. Anders gezegd: hoe meer pampers leraren verversen, hoe minder ver ze raken op wat zij de belangrijkste beschouwen, namelijk het kennen en kunnen van kinderen vergroten, iets waarvoor ze wel uitdrukkelijk op de leraren rekenen.
Tegengas wordt amper gegeven. Ten eerste wordt deze invulling van de opvoedende taak van de leraar zelden verdedigd. De uitzonderling op de regel zijn specialisten zoals Michel Vandenbroeck die regelmatig aangeven dat verzorgingstijd ook leertijd kan zijn, omdat leraren op die momenten bijvoorbeeld een-op-een aan taal kunnen werken. Maar je zou ook principieel voor een (ver)zorgende rol kunnen pleiten omdat leraren in de schoolcontext een band moeten opbouwen met elk kind zoals het zich aandient. Als het kind verzorging behoeft of regels op vlak van hygiëne moet leren, dan horen leraren die verantwoordelijkheid op te nemen. Ook het meer pragmatische argument dat als leraren hier niet ook aan werken, de voorwaarden om aan hun ‘meer prioritaire’ taken te werken onvervuld blijven, kom ik in het debat niet tegen.
Ten tweede komt er weinig argumentatie pro de leraar als opvoeder vanuit andere invullingen, zelfs niet vanuit invullingen die in het competentiekader opgenomen zijn. Dat is vooral heel jammer, gegeven de rijkdom van invullingen drie en vier. Willen we als samenleving niet uitdrukkelijk dat de leraren professionals zijn die investeren in goede relaties met alle kinderen? Zeker voor kinderen in crisissituaties is dat fundamenteel. Zo mogelijk nog belangrijker om publiek te beargumenteren is die laatste rol, de leraar als poort op de wereld, spiegel in de identiteitsontwikkeling en waardencultivator. De kinderen, hun ouders en de samenleving hebben er alle belang bij dat kinderen onder begeleiding van professionals in aanraking komen met mensen die anders zijn en denken. Meer nog, kinderen en jongeren steken elkaar voortdurend aan, ten goede en ten kwade. Ouders hebben amper zicht, laat staan vat, op de invloed van peers op elkaar. Leraren zijn zowat de enige professionals die in die interactie kunnen treden.
Lang leve de leraar. Lang leve de verantwoordelijke leraar als opvoeder.
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de basiscompetenties van de leraren
Rich Harris, Judith. (1999) Het misverstand opvoeding Contact. Amsterdam-Antwerpen.
Dit is de tweede tekst die ik over het thema de leraar als opvoeder schrijf naar aanleiding van een nieuw opvoedingsboek. Noens, Philippe (2022) Mogen we nog wel straffen? Owl Press Gent.
Het eerste verscheen op de blog van Velov, de beroepsvereniging van Vlaamse lerarenopleiders.
Johan De Wilde is redacteur van KomenskyPost en verbonden aan Odisee hogeschool als lerarenopleider, verantwoordelijke voor de coachingstool MyCompass en lid van Dienst Onderwijs en Kwaliteit. Hij is ook voorzitter van Velov (beroepsvereniging Vlaamse lerarenopleiders) en auteur en coauteur van de boeken De startende leraar en Leren Durven Coachen.
Johan De Wilde
Dank je om je tekst en reactie te delen, André.
Verkens André
Johan, het hoeft ons niet te verbazen dat het thema ‘ de leraar als opvoeder’ onvoldoende aandacht krijgt. In de ‘pedagogische opleidingen’ (universiteit en hogeschool) is de theoretische pedagogiek al decennia een marginaal verschijnsel. Ik vond zelf recentelijk maar 1 cursus (opleidingsonderdeel) in de lerarenopleiding waar het onderwerp zeer expliciet aanbod komt… een cursus aan het LUCA (Lemmens Instituut). Daarom schreef ik een blogbericht om aandacht te vragen voor dit fenomeen. zie: https://www.interactum.be/m-j-langeveld-1905-1989-grondlegger-voor-pedagogiek-als-een-praktische-wetenschap/