Jan Lepeltak
Het begon als grap. In een eerder blog met als retorische vraag of het Nederlandse onderwijs steeds commerciëler werd, werd kort ingegaan op de activiteiten van het NMI, het ‘Nederlands Mathematisch Instituut’. Dat was nog voordat Human/VPRO een documentaire uitzond waarin het NMI en zijn directeur-oprichter de heer Cihangir prominent in beeld kwamen. Aanleiding voor mijn blog is de stortregen aan radiocommercials, met kinderstemmetjes, die melden dat rekenen heel leuk is en dat men in twaalf weken goed kon leren rekenen. Dat riep irritatie op. Tot mijn verbazing viel een aantal respectabele wiskundigen over mij heen. “Het NMI is een prachtig initiatief, eindelijk wordt er iets aan het rekenonderwijs gedaan. Je moet niet zeuren Jan. Het Freudenthal-instituut wordt eindelijk door het NMI de pas afgesneden!”
Nu komt er na honderd jaar een einde aan de didactische oorlog tussen de formele, traditionele benadering en de realistische benadering. Daarbij wordt de achteruitgang in de resultaten van het rekenonderwijs vooral aan de laatste benadering geweten.
Ik blijf daarbuiten. Wel heb ik op mijn lagere school in een Amsterdamse volksbuurt uitstekend leren rekenen op de wijze die ook Theo Thijssen voorstond. Met gewone staartdelingen, tafels en breuken, etc. Dat kwam dankzij de onderwijzers. Voor een deel bestond het team uit broeders. Broeder Jeroen kon heel goed goochelen wat hij op bijzondere dagen in de klas ook demonstreerde. Broeder Jeroen zorgde in de hongerwinter voor brood voor zijn leerlingen dat hij bij katholieke bakkers in de Pijp ritselde, las ik in een tijdschrift. Broeder Hermenegild, met onafscheidelijke pijp, had een jongenskoor onder zijn hoede dat onder meer meezong in de Mattheüs passion. Broeder Bernardo stond na school in de gewelven van de Vredeskerk (die dit jaar honderd jaar bestaat) oude kranten, die wij in buurt hadden verzameld, te wegen om er pakketten van te maken. Die werden verkocht en van de opbrengst konden klasgenootjes, waarvan de ouders het niet konden betalen, in de zomervakantie mee naar het voetbalkamp in Zundert.
Terug naar de honderdjarige rekenoorlog die zijn hoogtepunt vond in de controverse tussen de realistische rekenaars met later een constructivistische achtergrond en de traditionele instructiegerichte aanpak. Daarbij hadden praktijkmensen als Theo Thijssen een afkeer ontwikkeld van pedagogen die nooit voor de klas hadden gestaan. Mijn dochter, die later op een Montessorischool in Amsterdam-Zuid zat, vindt dat ze nooit fatsoenlijk heeft leren rekenen. Ouderwetse staatdelingen zijn haar vreemd.
De opmerkingen van de door mij hooggeachte wiskundigen naar aanleiding het genoemde NMI bleken bij bleken bij doorvragen vooral te maken te hebben met de bestaande frustratie van de jarenlange dominantie van de Freudenthal-benadering, de realistische aanpak. Dat de heer Cihangir en zijn in de BV meewerkende familieleden het goed menen, geloof ik graag. Dat blijkt ook door zijn medewerking aan de publicatie met de titel ‘Red het onderwijs’. Dat hij zich ostentatief in zijn kleine ‘Opeltje’ liet filmen kwam komisch over, alsmede de mededeling dat er al een miljoen zou zijn geboden op zijn bedrijf. Een interessante man.
Geld noemde hij ‘een vervelende bijkomstigheid’ en ‘wat er aan winst gemaakt wordt vloeit weer terug naar het onderwijs’. NML, die naam werd, zoals mij is verteld, was oorspronkelijk bedoeld als een grap, maar wordt in de marketing zeer serieus gebruikt als een bekend en gerespecteerd instituut.
Toch ging het daar in mijn blog niet om. Het ging erom dat het reguliere onderwijs in brede zin door allerlei commerciële activiteiten steeds meer onder druk komt te staan. Zeker door de aangekondigde bezuinigingen van dit nieuwe kabinet. Noodklokken worden terecht geluid. Onderwijs moet een publieke zaak blijven, kwalitatief in orde en toegankelijk voor iedereen. Belangrijke taken dreigen langzaam door de bedrijven over te worden genomen. En daar hangt een flinke prijskaart aan.
De hoogleraar Jan Bransen, Academisch leider van het ‘Teaching and Learning Centre’ van de Radboud Universiteit twitterde op X: ‘Hoe heeft het kunnen gebeuren dat VPRO-Tegenlicht zich zo heeft laten ringeloren door #Redhetonderwijs dat ze een uur lang reclame hebben gemaakt voor een bijles-bureau? Ik ben verbijsterd over het ontbreken van ook maar enige kritische distantie.’
Van een gepensioneerde onderwijzer met een rekenspecialisatie die 40 jaar voor de klas heeft gestaan ontving ik deze reactie ….:
‘Zijn drijfveer (van Cihangir) begrijp ik, je wil voor je kind het beste. ‘Hoger!’ Opmerkelijk zijn gesprek met de juf van zijn VIJF-jarig kind dat op de basisschool volgens hem onvoldoende rekenvaardig was (?). En de discussie met zijn zoon over de keuze gymnasium versus vwo (?). Ik kende zulke ouders; in veel gevallen ‘wensten’ zij meer voor hun kind dan normaal gesproken met goed onderwijs haalbaar was. Ik pretendeer dat ik/wij bij ons op school goed onderwijs gaven.
Eva Naaijkens en professor Denessen stelden ook helder: goed onderwijs behoort de maat te zijn OP SCHOOL. Het initiatief in Rotterdam voor naschoolse begeleiding is prachtig. Tekenend en schrijnend is echter de goedbedoelende bijlesbegeleider/pabostudent die van zichzelf vindt veel moeite te hebben met grammatica en spelling. Goed bezig!
Ook tekenend is dat Cihangir als fenomeen door het ministerie wordt gepresenteerd bij de bijeenkomst in Nieuwspoort.
Er moet GVD door de overheid gezorgd worden voor een ‘Deltaplan’ dat leidt tot goed gekwalificeerde leraren en schoolleiders!‘
Dure bijles, kostbare schoolbegeleiding ad € 11000,- voor begeleiding van een klas/leraar gedurende 12 weken…. Als je onderwijs benadert als een bedrijf ben je dat kwijt, een adviseur kost dan € 75,- per uur, wat op zich geen gek bedrag is als je een zakelijk businessmodel hanteert. Maar dit neoliberale beleid leidt wel tot verdere kansenongelijkheid. Hoe minder geld er is voor het funderend onderwijs beschikbaar is, des te meer ruimte krijgt de commercie. Gelukkig hebben we nog de Turingschool met leerkrachten en schoolleiding die vindt dat (bij)les op de school thuishoort. Maar hoe lang is dat vol te houden?
Geef een reactie