Hoe ziet de docent van de toekomst eruit? Rond deze vraag organiseerde onlangs de VOION een studiebijeenkomst in de Amsterdamse Balie. Een paar zaken werden duidelijk. De docent van de toekomst is niet meer de eenling die puur voor de klas staat en daar les geeft. Het is iemand die erop uit trekt, alleen en/of met zijn leerlingen. Dat kan bijvoorbeeld als parttimer en zzp’er in een andere baan. Hij geeft dus niet alleen les. Het is iemand die volop de maatschappij opzoekt. Dat kan doordat hij naast zijn parttime leraarschap ook andere activiteiten verricht en ook de maatschappij daarbij als leeromgeving betrekt. Twee docenten gaven op de VOION-bijeenkomst inspirerende voorbeelden uit hun eigen onderwijspraktijk.
Bart Giethoorn geeft natuurkunde (0,4 fte) op het Lentiz Reviuslyceum in Maassluis. Hij is daarnaast enthousiast game-ontwerper, werkt ook een dag per week voor de TU Delft en is ook zzp’er. Zo verzorgt hij voor de TU Delft een scienceklas voor scholieren. Bart is een nuchtere docent en hij gaf een realistisch beeld van de plussen en minnen als hybride leraar. Hij vond dat hij bij zijn volledige baan zijn lessen niet optimaal kon voorbereiden. Zijn dubbelfuncties dragen positief bij aan zijn ontwikkeling en professionalisering. Er is sprake van een kruisbestuiving tussen de verschillende netwerken waar hij door zijn kennis en contacten deel van uitmaakt. Bart Giethoorn ziet de toekomst van de docent vooral als iemand die zijn eigen onderwijs ontwerpt. Zoals een kok zijn eigen gerecht maakt op basis van receptuur en de benodigde ingrediënten.
Wat dus niet betekent dat de docent ook haar/zijn content zelf moet ontwikkelen. Maar het zal niet iemand zijn die nog helemaal op zijn methode leunt.
Er zijn echter ook minpunten bij het hybride leraarschap. Bart noemt de piekbelasting die soms optreedt omdat allerlei activiteiten op hetzelfde moment klaar moeten zijn. Het eist ook de nodige zelfsturing en communicatie naar collega’s en de school. Dat laatste vereist van de schoolleiding de nodige flexibiliteit en medewerking.
In zijn onderwijs gebruikt Bart ook veel uitgangspunten van het gamen. Bij een spel gaat het om het bereiken van een einddoel. Je moet de speler bij het spel betrokken houden. Het spel vereist actieve betrokkenheid. Het doel is duidelijk, het spel betekenisvol en de doelen dagen je uit, maar ze moeten wel haalbaar zijn. Dit doet denken aan Vygotski’s zone van naaste ontwikkeling. De speler is autonoom, krijgt steeds feedback op de gevolgen van zijn actie. De voortgang is inzichtelijk voor hem. Zo zouden lessen er ook uit moeten kunnen zien.
Gastcolleges zijn uit de tijd
Sultan Göksen geeft economie op het Marcanticollege in Amsterdam. Het Marcanti is een brede school die vmbo tot vwo-onderwijs aanbiedt. Sultan is een zelfbewuste, ambitieuze docent die naast haar baan op het Marcanti ook lesgeeft op een lerarenopleiding. Haar adagium is: breek uit dat leslokaal. Teach what you preach is bij haar van toepassing. Haar leerlingen bezochten het distributiecentrum van Albert Heijn, New York University en de Hult Business School in Londen. Zelf maakte ze gebruik van de Amsterdamse lerarenbeurs om in San Francisco een conferentie en workshops design thinking te volgen. Ze is nauw betrokken bij vakoverstijgende projecten en ontwikkelt samen met collega’s lesmateriaal. Voor haar zijn gastcolleges uit de tijd. Vroeger haalde je mensen uit het bedrijfsleven de school in, maar nu ga je ze met je leerlingen opzoeken in hun natuurlijke werkomgeving.
Elk jaar krijgen haar business leerlingen een sociaal maatschappelijk probleem voorgelegd waar ze oplossingen voor moeten bedenken. Oplossingen bedenken voor complexe problemen ervaren leerlingen als een lastig proces, wat ten koste gaat van de motivatie. De methodiek van design thinking biedt volgens Sultan de oplossing. Het zorgt ervoor dat leerlingen op een actieve manier kunnen werken aan de ontwikkeling van een creative and growth mindset.
Het proces van design thinking lijkt volgens Sultan erg veel op het project based learning principe. Het grote verschil zit hem echter in het facet empathie. En juist empathie zorgt ervoor dat leerlingen begrijpen dat ze ongeacht hun schoolniveau een maatschappelijke meerwaarde kunnen creëren. Ze is ervan overtuigd dat : “..wij onderwijzers, door leerlingen dit soort ervaringen te laten opdoen, bijdragen aan het ontwerpen en verspreiden van effectieve innovaties, wat op termijn ook een enorme maatschappelijke meerwaarde zal creëren.”
Jammer dat onder de aanwezigen het aantal docenten dat nog voor de klas staat op een hand te tellen was. Het publiek bestond toch in meerderheid uit schoolleiders, bestuurders en stafleden.
VOION wil ook schooldialogen over ‘De leraar van de toekomst’ helpen organiseren. Daar zouden dan ook leerlingen bij betrokken moeten worden. Wie bijeenkomsten als deze bijwoont zal ervaren dat leraar een heel leuk vak kan zijn. Meer enthousiasme voor het leraarschap is het enige dat werkelijk werkt om het lerarentekort op te lossen.
De VOION, het Arbeidsmarkt & Opleidingsfonds voor het voortgezet onderwijs, zet zich in om samen met scholen vraagstukken op te lossen op het gebied van arbeidsmarkt, mobiliteit, loopbaan, professionalisering en veilig, gezond en vitaal werken. Het is een initiatief waar zowel werkgevers- als werknemersorganisaties (o.a. de VO-raad, en de AOb) deel van uit maken. http://www.voion.nl/
Oud-docente
Als oud-docente, nu werkzaam in het bedrijfsleven, klinkt een hybride docentschap mij aantrekkelijk in de oren, en toch verwacht ik er voor de tekortvakken weinig van. Juist in de betasector is de gemiddelde betrekkingsomvang groot. Bij ons komt 0,8 regelmatig voor, maar de overgrote meerderheid werkt 1,0. Minder dan 0,8 zie je nauwelijks. Voor de consultancy komen daar lange reistijden bij. Dit alles biedt weinig ruimte voor een combinatie met docentschap, althans voor de structurele variant daarvan. Af en toe een gastlesje kan natuurlijk wel.
Ditzelfde zie je in de financiële sector. Ook daar geen werktijdfactor die ruimte laat voor meer dan een dagdeel per week docentschap.
Een ander praktisch bezwaar zijn de vaste schoolvakanties, tenzij de aspirant-leraar schoolgaande kinderen heeft en er dus toch al aan vast zit.
Voor tekortvakken als Nederlands, Engels, Duits is vermoedelijk meer mogelijk. Een ZZP-baan als tekstschrijver o.i.d. laat zich waarschijnlijk makkelijker combineren met twee a drie dagen per week docentschap.