door: Gerard Wegman
Afgelopen week kon men lezen over de meest succesvolle innovatieve industrie in ons land: ASML in Veldhoven. Over 2017 bleek dat de productie van chipmachines negen miljard euro omzet opleverde en dat twee miljard winst werd bijgeschreven. De groeiende wereldeconomie en de exploderende vraag naar chips voor steeds meer digitale toepassingen betekenen voor deze sector meer werk en dus meer banen. Vorig jaar werden 2500 werknemers aangenomen, waarvan de helft in Nederland komt te werken. 40 Procent van de nieuwe werknemers komt uit Nederland. Peter Wennink, de bestuursvoorzitter van het bedrijf, meldde dat “de Nederlandse vijver van technici redelijk leeggevist is en het dus onontkoombaar is dat buitenlandse ingenieurs moeten worden aangetrokken.
Doet het onderwijs in Nederland wel genoeg om leerlingen voor te bereiden op de toekomstige vraag op de arbeidsmarkt?
Onlangs kwamen vertegenwoordigers van PO- en VO-Raad, Kennisnet, onderwijsbestuurders en leraren in Utrecht bijeen om van gedachten te wisselen over “het benutten van ICT; van inspiratie tot implementatie”, onderwijsbeleid dat moet leiden tot verdergaande innovatie van het onderwijs, waarbij aan het ontwikkelen van ict-toepassingen een belangrijke rol wordt toegedicht. De bijeenkomst was ook de eerste grote presentatie van SIVON, de op 21 december opgerichte coöperatie Samen Inkopen Voor Onderwijs Nederland. In hun brochure meldt SIVON: “opgericht om de krachten van schoolbesturen te bundelen, zodat het onderwijs gebruik kan maken van goede, veilige en probleemloos werkende ICT-diensten.” De goede bedoelingen van de onderwijsbesturen worden beschreven in hun missie: “SIVON ontwikkelt, innoveert en exploiteert samen met schoolbesturen een stabiele ict-infrastructuur en organiseert vraagbundeling, samenwerking en kennisuitwisseling voor de aangesloten schoolbesturen. Doordat kennis en expertise beter worden georganiseerd, tijd en geld beschikbaar komt bij scholen en de markt beter wordt bevraagd, ontstaat er ruimte voor innovatie.” Hoe ziet innovatie, inspiratie en implementatie er deze dag dan uit? Sprekers gingen in op de vraag: Hoe draagt innovatie en ICT bij aan je onderwijsstrategie?
De keynote werd verzorgd door Anka Mulder, sinds 1 januari voorzitter van het College van Bestuur van Saxion, daarvoor was zij werkzaam bij de TU Delft als vice-voorzitter van het bestuur en verantwoordelijk voor onderwijs en bedrijfsvoering. Na handopsteking (op haar verzoek) lijkt het erop of onderwijsbestuurlijk Nederland in meerderheid bestaat uit mannen van boven de 50. Mulder’s visie op innovatie, ICTen onderwijs is vooral gebaseerd op haar ervaring met studenten bij de TU-Delft. Speerpunten zijn volgens haar Mediawijsheid, informatievaardigheid. Anka Mulder maakt zich zorgen over de nieuwe kansenongelijkheid die ontstaat en het groeiende tekort aan voor ICT-vacatures voldoende geschoolde personen. Hoewel uit onderzoek blijkt dat Nederland het op de ladder van ICT-toepassingen in het onderwijs niet gek doet met een vierde plaats, wordt ook vastgesteld dat leerlingen hun vaardigheden vooral in hun vrije tijd opdoen. Zij wijt dit ook aan het niet opnemen van digitale vaardigheidsontwikkeling in het curriculum. Dit in tegenstelling tot landen als Portugal, Ierland, Polen en de Baltische staten. Willen we de leerlingen goed voorbereiden op de arbeidsmarkt waar 95 % van de banen vraagt om adequate ICT-vaardigheid, dan ligt er nog een behoorlijke opdracht voor het onderwijs klaar. Mulder beschrijft in het kort hoe de TU-Delft de afgelopen vijf jaar de slag naar digitaal gestuurd onderwijs gemaakt heeft. Veel colleges worden als free courses (Moocs) online beschikbaar gesteld en studenten worden in staat gesteld om digitaal studies van universiteiten all over the world te volgen.
Wat kan het po/vo met deze ervaringen?
Mulder komt met enkele voorwaarden: Wat moet je vooral niet doen: Definitiediscussies vertragen elk innovatietraject; zoek niet naar problemen maar naar oplossingen en neem jezelf niet als referentie in het proces. Maar wat moet men in po/vo dan wel doen? 1. Formuleer een helder doel, zet een stip op de horizon. Bespreek: “Dit hebben we over twee jaar bereikt!” 2. Ga op zoek naar de “Pockets of energy”, de voortrekkers in het proces. 3. Geef als bestuur/schoolleiding het proces en de deelnemers consequent aandacht. Geef ze een podium. En ten slotte: Elke stap is goed!
Zo’n innovatieproces kost veel energie van de organisatie en de uitvoerders, maar het geeft het onderwijs, de medewerkers en studenten/leerlingen een boost.
Een tweede plenaire bijeenkomst is een vraaggesprek van dagvoorzitter Cor Ottens met Anko van Hoepen, vicevoorzitter van de PO-Raad en Hein van Asseldonk, vicevoorzitter van de VO-Raad.
Er wordt gevraagd naar de stand van zaken rond ICT-gestuurd onderwijs in beide sectoren. De VO-Raad meldt dat de sector innovatief bezig is, bijvoorbeeld met gepersonaliseerd leren in Leerlabs – Leerling 2020, waarin ruim tweehonderd scholen meedoen. Ook via Schoolinfo.nl worden ervaringen gedeeld en wordt het innovatieproces versterkt.
Van Hoepen (PO-Raad) begint in mineur: zojuist hoorde hij naar aanleiding van een tweet van Jan Lepeltak die dit via Radio1 had gehoord, dat po-besturen in de drie noordelijke provincies hebben vastgesteld dat het speciaal voor scholen aangelegd glasvezelnetwerk voor het po onbetaalbaar is. Contracten met Essent en Ziggo zijn opgezegd in verband met een verviervoudiging van de prijs. Op deze wijze schiet innovatie natuurlijk niet op! En wat het innovatieproces betreft: er zijn geen initiatieven zoals Leerlabs in het vo. Wel zijn er wensen om deze vormen van samenwerking rond innovatie op te starten. Het po streeft naar ict-ondersteuning bij het ontwikkelen naar een ononderbroken leerlijn. PO- en VO-Raad streven naar het ontwikkelen van gezamenlijk initiatieven en deze via hun publiciteitskanalen met het onderwijsveld te delen. Op de vraag waar het onderwijs/de leerlingen over twee jaar staan antwoordt po: “iets meer maatwerk” en vo: “Dan zijn de leerlingen nog enthousiaster. Over vijf jaar is de inrichting van het voortgezet onderwijs veranderd en werken we niet meer met lesuren van vijftig minuten.”
Collegadocenten spelen cruciale rol bij innovatie op school
In een heldere presentatie van Alfons ten Brummelhuis en Frans Schouwenburg (beiden Kennisnet) werd weer eens duidelijk hoezeer bestuurders het tempo van innovatie op hun scholen overschatten. Wie alle Kennisnet monitoren van de afgelopen jaren naast elkaar legt ziet daarin het bewijs. Kennisnet onderscheidt 24 onderwijstoepassingen van ICT. Alfons ten Brummelhuis onderscheidde drie groepen leraren: 1. De kopgroep van ca. 25% die in ongeveer 50% van de lessen ICT-gebruikt. Tussen 11-en 24 toepassingen 2. De staartgroep, ca. 25%, die uitsluitend de beamer en digiboard en enkele applicaties gebruikt ter voorbereiding van lessen (ca. 1-2 toepassingen) en 3. Het peloton, de middenmoot (ca 50%). Zij gebruiken tussen 6-7 toepassingen. Zie ook https://www.kennisnet.nl/fileadmin/kennisnet/publicatie/vierinbalans/Vier-in-balans-monitor-2017-Kennisnet.pdfhttps://www.kennisnet.nl/fileadmin/kennisnet/publicatie/vierinbalans
De kernvraag, waar Kennisnet kennelijk na al die jaren ook mee worstelt is: hoe versnel je de middenmoot. Belangrijk was de opmerking van ten Brummelhuis dat uit onderzoek blijkt dat collega’s de grootste invloed hebben op docenten als het gaat om innovatie. Fullan heeft dit ruim 10 jaar geleden ook al beweerd. Misschien was daarom (onbedoeld) de ironische opmerking van Frans Schouwenburg: leraren zijn er vandaag lekker niet bij dus we kunnen het rustig over ze hebben, weinig gelukkig. De leraren zijn essentieel. De kernvraag was dan ook: hoe stuur je de innovatie. Moet je wel sturen, of moet men eerst digitale geletterdheid in het curriculum opnemen? Geef de innovatieve docenten de ruimte en zorg voor transfer. Belangrijk is ook dat een school weet waar hij staat als het om innovatie en ICT gaat. Scholen kunnen zich tot 1 februari opgeven om gebruik te maken van een instrument om dat te bepalen. Men mag aannemen dat de eigen resultaten alleen bij de school bekend worden gemaakt.
In een andere bijeenkomst vertelde Bas Trimbos van SLO over formatief toetsen. Zijn grootste ergernis: schrap het woord “toetsen” en maak daar “evalueren” van. We moeten op weg naar passende leermiddelen voor maatwerk. Binnen het leerproces moet het formatief evalueren een cyclisch en interactief proces zijn met feedback als cement voor het leren. Het stelt leerlingen in staat om aan zelfselectie te doen. Ter illustratie toont Trimbos een helder schema “De vijf strategieën van formatief leren” (Leahy, Lyon, Thomson & Wiliam, 2005). Het schema beschrijft drie fasen: Waar werkt de leerling naar toe? Waar is de leerling nu? En: Hoe komt de leerling naar de gewenste situatie? Deze drie fasen worden in het schema beschreven voor de leraar, de medeleerling en de leerling.
Na de uitleg van Trimbos vertellen Hielke ter Veld en Hans van Beekum (Directeur Mavo aan Zee) over hoe het leerproces met formatief evalueren in de praktijk vorm gegeven kan worden. Zij maken duidelijk dat de hele attitude betreffende leren binnen de school op de schop ging. Men moet weg van de situatie van de vijftigminutenles “Sla je boek open op bladzijde ….”. De ambitie van de school is het hele onderwijs onder te brengen in gepersonaliseerde leerroutes. Die moeten gedifferentieerd – in stapjes – beschreven zijn. Leraren en leerlingen kennen de stappen. Leraren moeten vakmensen zijn die hun stof kennen. Leerlingen moeten de weg in de stof kennen; de verfijnde leerdoelen kennen. Leerlingen moeten elkaar stimuleren.
Hielke, de proces coördinator, beschreef een mooi moment. Een leerling zei hen na een toets: “Ik herken het leerdoel niet in de toets!”
https://www.scholenaanzee.nl/nl/website/portal/digitaal-onderwijs.html
Geef een reactie