Iedereen kent wel het sprookje van de rijstebrijberg. Om luilekkerland te bereiken, waar de vogels als gebraden haantjes rond vliegen, moet men zich eerst door een berg van rijstebrij heen eten. Dat kan slecht aflopen. Men eet te veel, valt in slaap of moet met een volle buik afhaken.
Dat gevoel overviel mij in hoge mate na het lezen van het meer dan 80 pagina’s tellende voorstel betreffende digitale geletterdheid van Curriculum.nu. Het voorstel is rijk, te rijk. Zonder in oppervlakkigheid te vervallen lijkt het uitvoeren van alle digitalecurriculum.nuideeën onbegonnen werk. Het bekende in Der Beschränkung seigt sich erst die Meister is hier helaas niet van toepassing. De kerndoelen informatiekunde van de SLO uit de jaren ’80-’90 zijn vergeleken met de nieuwe voorstellen een voorbeeld van eenvoud.
Het heeft er allerzins de schijn van dat het (concept)rapport het resultaat is van eindeloos polderen en discussiëren. De nieuwe curricula die ik gezien heb voor het Franse en Deense initiële onderwijs zijn robuust maar ook kernachtig geformuleerd. Daar komt nog bij dat deze voorstellen nog dit schooljaar zijn ingegaan.
In de inleiding van het deel computational thinking (CT) wordt gesteld dat de voorstellen gebaseerd zijn op het werk van Wing en Resnick. Maar is dat ook zo? Resnick’s ideeën zijn sterk verbonden met het succesvolle maakonderwijs en Scratch, zeker niet met uitgebreide geformuleerde leerdoelen. Of zoals hij het ooit stelde: “Luister en vergeet, kijk en onthoudt, doe en begrijp”.De vraag is of je zijn ideeën zomaar combineren kunt met een baaierd aan curriculumdoelen. De succesvolle ‘maker movement’ ontbreekt bijna in de voorstellen van Ontwikkelteam digitale geletterdheid (OTDG). Eenmaal treft men vrijblijvend voor het VO het volgende advies aan: Besteed aandacht aan praktische vaardigheden in relatie tot maakonderwijs: learning by doing. Ook het onderdeel robotica had wel wat scherper geformuleerd mogen worden.
Waarom zijn deze twee zaken zo belangrijk en verdienen ze veel meer aandacht? Omdat ze praktisch zijn, je er bijna al CT aspecten aan kwijt kunt en omdat leerlingen het leuk vinden om er aan te werken. Iets wat sommige onderwijskundigen tegenstaat. Leren hoort niet leuk te zijn. Je moet ook vervelende dingen doen, goed voor de karaktervorming. Laatst sprak ik een leerling die al vanaf de basisschool programmeert. Hij koos voor het informatica in de bovenbouw VO. Na een aantal maanden stopte hij er mee. Het was zo saai. Maar het kan echt anders zie hoe leerlingen op het Metis aan informatica doen. zie https://komenskypost.nl/?p=4535
Bij lezing krijgt men het gevoel dat iedere deelnemer van het OTDG wel iets van zijn/haar gading in het voorstel terug kan vinden.
Met de indeling in ICT-basisvaardigheden, Mediawijsheid, Computational thinking en Informatievaardigheden is op zich niets mis al past het onderdeel computational thinking er niet echt in. Mathematical thinking betekent leren op een wiskundige manier te denken en problemen op te lossen. Dat geldt ook zo computational thinking. Men leert een denkwijze te hanteren die het mogelijk maakt bepaalde problemen met behulp van digitale technologie op te lossen. Die kennis kun je uiteindelijk toepassen in allerlei gebieden zoals de natuurkunde, wat ook voor wiskunde geldt. Dat is van een andere aard dan ICT-basisvaardigheden, informatievaardigheden of mediawijsheid.
De vraag is of het pleidooi van het OTDG voor een twee sporenbeleid, integreren van digitale vaardigheden in andere vakken en deels introductie als een apart vak verstandig is. Dit heeft men 30 jaar geleden ook geprobeerd met het vak informatiekunde. Uiteindelijk kwam de integratie nauwelijks van de grond en verdween informatiekunde langzamerhand als apart vak, iets wat ook met huidige facultatieve bovenbouwvak informatica ook dreigt te gebeuren.
Kernvraag zal uiteindelijk blijken te zijn welke onderdelen binnen de huidige kerndoelen curriculum plaats moeten maken voor het nieuwe vak digitale vaardigheden? Je kunt niet zomaar iets aan het leerplan toevoegen. Vraag is dus niet zozeer wat men vindt van de voorstellen? Maar wat moet er geschrapt worden en wat behoort tot de kern? Wat moet er echt overblijven binnen de voorstellen en wat moeten we gewoon schrappen? Wat we nu zien dreigt uit eindelijk te leiden tot wat ik informaticaonderwijs ‘Old school’ noemde. https://komenskypost.nl/?p=4211
Veel tekst met plaatsjes en weinig ‘coding’. In het PO kun je ook prachtige dingen ‘unplugged’ dus zonder computer doen. Daar zijn mooie voorbeelden van.
Uitgebreid geformuleerde bouwstenen en curriculumdoelen laten zich makkelijk toetsen en doen het goed in leerboeken. Worden de educatieve uitgevers en toetsontwikkelaars wederom de lachende derde?
Geef een reactie