KomenskyPost info, Vakantiebaan, Zomerwerk

Zomerwerk (slot) Handgranaat

Het Nieuwe Lyceum in de jaren '70 in Hilversum

Jan Lepeltak

De meeste scholen zijn weer begonnen.  Voor mij begon in 1976 na mijn vakantiewerk het echte werk: lesgeven.

Het onderwijs trok mij tijdens mijn laatste jaar als werkstudent bij het Amsterdamse GemeenteVervoersBedrijf (GVB) meer aan.  Niet dat ik direct een onderwijsidealist was. Ik had een redelijke afkeer van het schoolse onderwijssysteem ontwikkeld. Maar mijn eerste ervaringen met het leraarschap hadden mij nieuwsgierig gemaakt. Het leek mij daarom handig om, na mijn studie Algemene taalwetenschap aan de UvA, ook mijn lesbevoegdheid te halen. Daartoe volgde ik het vak algemene didactiek, pedagogiek en vakdidactiek, zodat ik mijn pedagogisch-didactische aantekening haalde. Daartoe moest ik hospiteren. Het verschafte mij met mijn ‘stage’ (van minimaal 20 uur) mijn 1egraads bevoegdheid voor het kandidaats en doctoraal bijvak Nederlands. De markt voor afgestudeerde theoretisch-linguïsten (Chomsky-experts) was bepaald niet groot.

De school die ik als ‘stage’ school toegewezen kreeg was Het Nieuwe Lyceum in Hilversum, een 21 karaats Gooise kakkersschool.  Mijn mentor bleek een door de wol geverfde besnorde veteraan die fysiek deed denken aan Eduard Douwes Dekker (Multatuli). Het voorgesprek met de heer Wolke, er werd niet getutoyeerd, vond plaats in zijn fraaie Hilversumse jaren ’30 twee-onder-een kap villa.  Het huis ademde een artistieke sfeer. In de kamer stond een schildersezel. Wat een verschil met mijn piepkleine studentenflatje aan de Da Costakade, of de etage van mijn ouders in de Amsterdamse Pijp, waar ik opgroeide. Zo woon je dus als leraar. Niet gek!

Ik bereidde mijn lessen gedegen voor. Dat gold zowel voor de lessen grammatica als de literatuurlessen. In alle vroegte ging ik met de trein van Amsterdam CS naar Hilversum om ruim op tijd te zijn voor de eerste les die om 8:30 u. begon. Ik herinner me nog mijn les over het gedicht De Dapperstraatvan Bloem.  De close-reading werkgroep van Willem Wilmink, toen nog docent op het Instituut voor Neerlandistiek, was een feest. Hij leerde je de fijne kneepjes van het interpreteren van poëzie (Close reading). Daarbij was het ook een erg leuke, originele man. Herman Finkers doet me vaak aan hem denken.

Bij het binnengaan van het klaslokaal keken de slechts zes jaar jongere leerlingen, meest gehuld in vlotte spencers en gestreken pantalon, nog staand naast hun tafels, mij uitdagend aan. De heer Wolke nam achter in het lokaal plaats. Ik weet mij slechts te herinneren dat ik permanent werd uitgedaagd en geprovoceerd. Bijna uitgeput verlangde ik naar de bel. Daarna volgde ik nog twee andere lessen die mijn mentor gaf. De leerlingen waren bij hem  wel doodstil. Bij enige onrust was slechts een indringende blik van de heer Wolke naar een leerling genoeg om de groep tot totale rust te brengen. Na drie lessen begon de kleine koffiepauze.

De lerarenkamer stond blauw van de rook. Een zware stevige man met de verschijning van een scheepskapitein kwam op mij af.  Ik stelde mij voor en kreeg een stevige handdruk. Hij ging zitten en rolde een zware van Nelle. Het bleek de rector. Er volgde nog een korte nabespreking met de heer Wolke die zei dat mijn eerste les niet gek was maar dat ik te zeer toeliet dat de leerlingen mij uitdaagden. Zijn raad zal ik nooit vergeten: “Als je voor het eerst voor een nieuwe groep leerlingen staat, gooi dan als het ware een handgranaat de klas in. Wees onverbiddelijk streng, accepteer niks en houd dat een aantal lessen vol. Dan pas kun je langzaam de teugels laten vieren. Omgekeerd zal het nooit meer lukken”. Een simpele en, naar later bleek, wijze les die overigens geheel tegen de tijdgeest in ging.

Toen ik later echt zelf les ging geven kregen we een jonge collega met opmerkelijke didactische principes (ik had in de sollicitatiecommissie gezeten, maar dacht: die wilde ideeën waaien wel over). Hij weigerde consequent op te treden bij onrust. Zijn lessen waren dan ook een chaos. Het was zijn overtuiging dat, als iedereen propjes gooide, de lol er na enige tijd wel vanzelf af zou gaan. Mijn jonge collega was overigens mateloos populair. Zo ving ik ooit bij het begin van het schooljaar, toen de roosters werden uitgedeeld, een gesprek op tussen twee meisjes uit de middenbouw. Ze vergeleken hun rooster en wie ze voor Nederlands zouden krijgen. De ene was blij dat mijn populaire jonge collega haar leraar zou worden. De andere reageerde met –  en ik vermeld dit met lichte gene – “Wij hebben weer Lepeltak, maar daar leer je tenminste wel Nederlands.”
Met mijn alternatieve en zeer ambitieuze jonge collega kwam het later verder goed. Al gauw zat hij in de schoolleiding. Hij werd daarna voorzitter van het college van bestuur van een scholengroep in het midden des land, werd geridderd en ereburger van de provinciestad waar hij onderwijsbestuurder was. Er werd vast niet met meer propjes gegooid op zijn scholen.

Het was nooit mijn ambitie om les te gaan geven. Maar ik bleek lesgeven erg leuk te vinden en ik mis het tot de dag van vandaag nog steeds. Maar het gedoe er omheen (eindeloos vergaderen) plus een nieuwe niet-competente schoolleiding vormden steeds meer een mentale en fysieke last die mij de lol van het lesgeven ontnam.

Ik solliciteerde in de jaren ’70 min of meer voor de grap voor een reguliere parttime baan en werd uitgenodigd bij een drietal scholen. Tussen mijn eerste brief en de uitnodiging voor een sollicitatiegesprek zat hooguit een week. Zo begaf ik mij op een bloedhete junidag naar de Rooms-Katholieke Mavo in Purmerend. Dat leek me extra leuk omdat de familie van mijn vrouw uit Purmerend kwam. Ik werd ontvangen door een hevig transpirerende directeur. Een alleraardigste man. Ik kan me weinig van het gesprek herinneren. Ik gaf aan dat ik nog met mijn doctoraal bezig was, dus geen volledige baan wilde. Het gesprek ging vooral over orde houden. Ongetwijfeld heb ik tijdens het gesprek mijn variant van de handgranaat ingebracht, wat wellicht indruk maakte.

Na ongeveer een uurtje stond hij op en zei (met zijn licht Brabants accent): “Ik weet genoeg”. Ik verwachtte het obligate: “U hoort nog van ons”, maar de schok was groot toen hij zei: “Prima, u kunt per 1 augustus beginnen.” Nu werd het dus menens.

(Wordt vervolgd)

Jan Lepeltak is hoofdredacteur van KomenskyPost https://komenskypost.nl/?page_id=26

  1. Reactie door auteur

    admin

    Via de mail van Paul Ket:
    Mooi verhaal over de handgranaat. Maar om nieuwe lyceum horen spaties. (Comm.: is inmiddels gebeurd JL). Ik ben benieuwd naar het vervolg! Groet, Paul

    Dank Paul, dl. 2 volgt volgende week

Geef een reactie

− 5 = 4

Translate »