KomenskyPost info, Vakantiewerk, VO, Zomergast

Mijn school in Purmerend was heel modern: de leraar stond centraal

foto: Gerard Wegman

In deze herfstvakantie het slot van onze vakantierubriek

Jan Lepeltak

Ik solliciteerde begin jaren ’70 op zoek naar een betere studentenbaan als leraar en werd uitgenodigd bij een drietal scholen. Tussen mijn eerste brief  en de uitnodiging voor een sollicitatiegesprek zat hooguit een week. Zo begaf ik mij op een bloedhete junidag naar de Rooms-Katholieke Mavo in Purmerend. Dat leek me extra leuk, omdat de familie van mijn vrouw uit Purmerend komt. Ik werd ontvangen door een hevig transpirerende directeur. Een alleraardigste man. Ik kan me weinig van het gesprek herinneren. Ik gaf aan dat ik nog met mijn doctoraal bezig was en dus geen volledige baan wilde. Het gesprek ging vooral over orde houden. Ongetwijfeld heb ik tijdens het gesprek mijn variant van de handgranaat ingebracht, wat wellicht indruk maakte.

Na ongeveer een uurtje stond hij op en zei (met zijn licht Brabants accent) “Ik weet genoeg”. Ik verwachtte het obligate: “U hoort nog van ons”, maar de schok was groot toen hij zei: “Prima, u kunt per 1 augustus beginnen.”  Nu werd het dus menens.

Het was een kleine categorale mavo met ongeveer 300 leerlingen. Mijn ‘sectie’ bestond uit twee personen, mijzelf meegeteld.  Dat gold vrijwel voor de meeste secties. Er waren een directeur en een onderdirecteur. Al gauw werd duidelijk wat iedereen, collega en leerling, al wist, de macht lag niet bij de directeur, maar bij de onderdirecteur die luisterde naar de naam de Wolf (‘nomen est omen’).  Als hij je lokaal betrad werd het meteen ijzig stil. De weinige keren dat ik iemand verzocht mijn lokaal te verlaten, wat soms werd geweigerd, schakelde ik de Wolf  in. Hij kwam na enige tijd het lokaal binnen. Het werd doodstil. Hij knikte vervolgens naar de betreffende leerling en liep naar buiten automatisch gevolgd door de leerling.

Een school als de RK Mavo bestaat niet meer. Er was in de jaren ’70 geen lerarentekort maar eerder een lerarenoverschot. In zeker zin was het een heel moderne school, want op mijn school stond de leraar centraal. Tijdens het tweede uur kwam de conciërge langs met een kop koffie. Of er gerookt mocht worden in de klas? Er bestond bij mijn weten geen verbod op, al rookte ik niet. Vergaderd werd er zelden, behalve tijdens de rapportvergadering aan het eind van een trimester en bij de vaststelling van de eindexamenresultaten. De school lag niet ver van de veemarkt en op dinsdag dronk ik koffie tijdens een tussenuur in prachtige café Bakker, waar de veehandelaren hun zaken bezegelden onder het drinken van een glas jonge klare.

Ik gaf Nederlands en was de eerste docent die de net aangeschafte videorecorder gebruikte (in 1976, jawel). Ik had het programma Zing je moers taal opgenomen met teksten van bekende dichters op muziek gezet door bekende bands. Een van de nummers kwam in de top 10 en is een klassieker geworden: Terug naar de kust. Ook lazen we met de klas verhalen van Jan Wolkers.
Op een gegeven moment werd ik tijdens de les gestoord door een uiterst merkwaardige oudere collega. Deze lange, magere man, die, ik kan er niets aan doen maar het is niet anders, een sprekende gelijkenis vertoonde met de hoofdpersoon uit de toen populaire tv-serie Catwaezle, alleen de snor en het baardje ontbraken.
Hij kwam zich beklagen over het feit dat ik de onzedelijke auteur Jan Wolkers behandelde. Wat zouden de ouders daar wel niet van denken. Mijn reactie was een schampere, wat achteraf gezien arrogant studentikoos overkwam: “Als u er problemen mee heeft gaat u maar naar de directie.” Verder vond hij mijn moderne benadering van de taalkunde ook onzin. Ik herinner me nog zijn kweekschooldefinitie: taal is de uitdrukking van de gedachte. Ja, daar zat wat in. Ik meldde het incident bij de Wolf en hij reageerde laconiek: “Gewoon doorgaan en als er problemen komen hoor ik het wel.”

Ik had wel eens ordeproblemen, vooral met de meisjes die soms maar zes jaar jonger waren dan ik en mij op allerlei manieren uitdaagden. Verbaal probeerde ik het altijd op te lossen. Vaak met succes, al ging ik mogelijk wel eens te ver. Zo zag ik vanuit een bijgebouw op een ochtend de ouders van een van mijn zeer klierige en brutale leerlingen (17 jaar) tijdens schooltijd het kleine stenen gebouw betreden. Wat moeten die hier, vroeg ik mij af. Het bleek dat ze een klacht hadden jegens mijn optreden. Ik had de jongen met indo-achtergrond nooit straf gegeven of eruit gestuurd. Maar kennelijk had ik wel eens gezegd dat als het hem niet beviel hij maar bij zijn moeder moest klagen. Daar heb achteraf wel spijt van. Hij voelde zich vernederd in het bijzijn van zijn klasgenoten. De Wolf adviseerde mij het even wat rustiger aan te doen.

Terugkijkend waren het twee zeer leerzame jaren waarin ik ook nog mijn doctoraal taalwetenschap haalde. Nee, het was nooit mijn bedoeling geweest om leraar te worden, maar ik vond lesgeven erg leuk. Na twee jaar ging ik lesgeven op een havo-vwo waarmee de mavo later fuseerde.  Het was een progressieve school in opbouw met een collegiale directie waarvan de directieleden ook allemaal nog enkele uren lesgaven. Een school waar ik goede herinneringen aan heb overgehouden, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat voor mij na tien jaren de sleur erin kwam. Ik ging naast mijn parttime job ook journalistiek werk doen en zoals de uitdrukking is: de journalistiek leidt tot alles.

  1. Johan De Wilde

    Heel leuk verhaal, Jan. De herinneringen die je oproept: het roken, een figuur zoals de Wolf en taboes die er zelfs toen geen echte meer waren, zijn niet allemaal even herkenbaar voor mij maar ze toveren toch een glimlach op mijn gezicht. Het feit dat je beschrijft en niet oordeelt over verleden of heden, geeft ze naast een literaire ook een educatieve waarde. Fijn voer voor gesprekken in de leraarskamer. Hopelijk worden die ook niet direct plat gesmeten met boutades als…
    vroeger was het beter.

Geef een reactie

53 − 51 =

Translate »