Jan Lepeltak
Wat gaat er met de voorstellen of beter de bouwstenen van Curriculum.nu gebeuren? Dat is de vraag nu de vier hoorzittingen in het parlement zijn afgelopen. Het is het parlement dat uiteindelijk de kerndoelen van het nieuwe curriculum voor het basisschool en het VO moet vaststellen. Wanneer dat gaat gebeuren is onduidelijk. Het vervolg van ‘Curnu’ zal tijdens een Kamerdebat op 5 maart moeten worden bepaald. Volgens een van de leden van coördinatiecommissie kan het nog alle kanten op.
Meer dan zeventig sprekers waren voor de drie hoorzittingen uitgenodigd. De leden van de onderwijscommissie hebben in wisselende samenstelling meer dan zestien uur naar de insprekers geluisterd en hen bevraagd. Men kan de kamer niet verwijten dat men over een nacht ijs is gegaan.
Uit een door AOb opgezette enquête bleek dat veel respondenten andere zaken urgenter vinden, zoals het lerarentekort en de werkdruk. Ook toenemende laaggeletterdheid (slechts een enkele keer in ‘Curnu’ genoemd) en de afnemende rekenvaardigheid werden in reacties door anderen genoemd. Bij het uitgangspunt ‘Teacher in the lead’ werden met name voor het PO de nodige vraagtekens gezet tijdens de hoorzitting.
Gelet op de inbreng, valt te betwijfelen of het Curnu-project op de huidige wijze zal worden voortgezet. Daarvoor werden te veel kritische kanttekeningen geplaats en vonden velen het draagvalk in het veld te klein. Mogelijk dat een kleine permanente curriculumcommissie wordt ingesteld bestaande uit wijze personen afkomstig uit wetenschap en onderwijs.
Probleemanalyse en vertrouwen ontbreekt
De kern van de kritiek was tweeledig. Een probleemanalyse ontbrak en het draagvlak voor deze brede veranderingen is te smal. In het veld was het werk betreffende ‘Curnu’ bij veel docenten onbekend. De meningen varieerden van een pas op de plaats maken tot per vak een curriculumcommissie laten bekijken waar echt nieuwe kerndoelen noodzakelijk zijn.
Een enkeling, zoals Ton van Haperen, is voor opheffen en opnieuw beginnen. Dat zal niet gebeuren. Om een aantal redenen: het zou een te groot politiek gezichtsverlies betekenen voor de VVD (initiator Sander Dekker) en ook kapitaalvernietiging opleveren en het is een slag in het gezicht van de ontwikkeldocenten die (overigens goed gefaciliteerd) hebben meegewerkt.
Belangrijk bij deze hoorzitting was de bijdrage van Jelmer Evers (docent geschiedenis en vakbondsbestuurder) die namens de AOb de resultaten van de eerder genoemde AOb-enquête over ‘Curnu’ toelichtte. Uit de enquête onder 2300 leden bleek, dat de meerderheid van de respondenten niet op de hoogte was van de mogelijkheid om op de voorstellen commentaar te geven. Van de groep die wel op de hoogte was heeft slechts een zeer klein deel gereageerd op het dikke pak met voorstellen.
Bijna 2/3 kent de Curnu-voorstellen voor het eigen vak/leergebied. Het blijkt dat bijna 75% van de respondenten geen vertrouwen heeft in het realiseren van de geformuleerde doelstellingen. Men denkt dat er niet genoeg tijd en begeleiding is om de plannen te kunnen implementeren. Alleen in de voorstellen voor de leergebieden Bewegen en Sport en Kunst & Cultuur is men positief. Jelmer Evers is geen voorstander van specifieke aandacht voor persoonsvorming binnen Curnu. Wel acht hij het belangrijk dat bepaalde grondwaarden worden benoemd en zo geborgd. Dit tegen de achtergrond dat in sommige landen (Hongarije en delen van de VS) zaken als transgenderschap of homofilie niet door docenten ter sprake mogen worden gebracht.
Een andere reden om niet te stoppen is dat er voor een aantal vakken (dus niet leergebieden) een bijstelling of vernieuwing noodzakelijk is. Denk aan het vak Nederlands in het VO, zoals Jeroen Steenbakker overtuigend duidelijk maakte. Er bestaat weliswaar over de invulling van de twee nieuwe vakken Burgerschap en Digitale geletterdheid nog geen precieze overeenstemming (zoals bij veel voorstellen), maar men is het wel eens wel over het belang van invoering van twee nieuwe vakken.
Over de vraag wat er dan moet verdwijnen uit het bestaande al zeer volle curriculum bestaat onduidelijkheid. Het antwoord op die vraag wordt telkens vooruit geschoven. Arie Slob heeft de 30% vrije ruimte als een konijn uit de hoge hoed getoverd, maar dit lost in het niets op. De overbelasting van het curriculum wordt er niet minder om.
Te weinig draagvlak
De docenten uit de curnu-ontwikkelgroepen van het basisonderwijs, waren oprecht positief over hun betrokkenheid en eerlijk over het draagvlak. Zij erkenden dat de bekendheid in het veld (nog) gering is. Mariëlle Smulder, leerkracht in het bao, zei heel eerlijk dat ze tijdens haar schoolbezoeken merkte dat maar weinig collega’s van het bestaan van Curnu op de hoogte zijn. Mariëlle hoopt op een olievlekwerking als de nieuwe kerndoelen geformuleerd zijn. Het vak Digitale geletterdheid was volgens een schoolleider ook niet nodig. Gea Verburg liet zich tot ieders verbazing ontvallen dat haar kleuters al digitaal geletterd zijn.
Mark Boode, docent Theater in het VO en initiator van Teachers for Climate, hield een wijdlopig betoog waarin hij stelde dat onderwijs meer was dan pure kennisoverdracht, maar hij kwam er wat de curriculumvernieuwing betreft niet helemaal uit.
Er zijn ook bezwaren uit de wetenschap van de hoogleraren Kirschner en Eijkelhof.
Volgens Kirschner hebben de voorstellen nauwelijks wetenschappelijke onderbouwing.
Eijkelhof was het niet eens met Kirschner wanneer het ging om de wetenschappelijke onderbouwing. Een lange literatuurlijst met primaire bronnen vond hij onnodig en er zijn wel degelijk verwijzingen naar wetenschappelijke rapporten. Zijn belangrijkste bezwaar was dat hij de voorstellen een overladen, chaotische grabbelton vond waaruit men de uiteindelijke kerndoelen moet destilleren.
Curnu-voorzitter en eindregisseur van Curnu Theo Douma zocht de confrontatie niet. Hij sprak vooral zalvende woorden richting Kirschner en andere criticasters. Eigenlijk was hij het meestal in grote lijnen met hen eens, zei hij.
Docent en expert maatschappijleer Huub Philippens gaf aan dat het onzin is om te verwachten dat leerlingen zich over allerlei maatschappelijke zaken een menig moeten vormen vanuit historisch, cultureel en politiek perspectief. De basiskennis ontbreekt, weet hij uit zijn Amstelveense bijlespraktijk. Leerlingen kennen begrippen als burgemeester of dorp niet. Laat ze niet kiezen voor bepaalde standpunten, maar zorg er wel voor dat ze later, als ze in 5 vwo zitten, kunnen debatteren en hun mening kunnen vormen.
Op de laatste dag gaf Joke Voogt, emeritus hoogleraar curriculum technologie, aan dat, wil curriculumvernieuwing kans van slagen hebben, scholing en professionalisering een cruciale rol spelen. Dat heeft de geschiedenis van bijvoorbeeld de mislukte invoering van nieuwe vakken zoals informatiekunde ons geleerd. Ze is voorstander van een regelmatige herijking van het curriculum. In landen, zoals Finland en Noorwegen, waar het curriculum periodiek wordt herijkt, is daardoor veel meer rust rond het curriculum en minder sprake van politiek opportunisme.
Het zal nog een hele klus zijn, volgens Voogt , om de door haar genoemde 1000 pagina’s met bouwstenen te reduceren zodat er geen sprake is van een overladen curriculum.
Martin Ringenaldus, leraar Duits, Charlotte Goulmy (docente Frans en schrijfster) en Jet van Gelder (docent klassieke talen en voorzitter van de Vereniging van Classici Nederland) stelden zich scherp te weer tegen de verder dreigende teloorgang van het vreemde talenonderwijs. De verdere opmars van het Engels zet zich ook bij Curnu voort. Judith Hagendoorn van de ontwikkelgroep Engels – (mvt = moderne vreemde talen – lijkt er later aangeplakt en de classici zijn overal buiten gehouden) stelt op een vraag dat elk kind dat een andere taal wil leren (Duits, Frans, Spaans) zich in die taal moet kunnen ontwikkelen. Lastig als men hoort dat zelfs scholen in de Drentse grensstreek Duits niet meer aanbieden.
Jet van Gelder kwam met aansprekende voorbeelden van de rol die de klassieken hebben bij Culturele vorming, Nederlands, maar ook intercultureel bewustzijn. Zij noemde als voorbeeld het bespreken van vrouwen die in het oude Athene ook hoofddoeken droegen. De mogelijk aandacht voor de door haar genoemde pederastie bij de Oude Grieken gaat misschien wat ver.
Als het gaat om de inhoud was ook bij de AOb-geënquêteerden de mening dat de echte kernvakken (taal- en rekenen) onvoldoende aan bod komen. De afnemende leesvaardigheid en laagletterdheid lost men niet op door in de 2e fase van het VO of het vmbo compensatieprogramma’s te starten. Dan is men al veel te laat (zie de presentatie van prof. Aryan van der Leij op ResearchED en zijn commentaar op presentatie van Marcel Schmeier). Ook het voorstel om de behandeling van formele breuken naar achteren te schuiven (van po naar onderbouw vo) en het gebruik van de rekenmachine naar voren (meer/eerder gebruiken in het po) oogstte veel kritiek en scepsis bij de commissieleden. Ebrina Smallegange van de NVvW (Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren) verwoordde de keuze zo: “Probleemoplosvaardigheden zijn belangrijker dan rekenvaardigheden”. Hoe je problemen kunt oplossen zonder te kunnen rekenen werd niet duidelijk. De wis- en rekenoorlog is nog lang niet beëindigd.
admin
Mees van Krimpen via Twitter:
Jan, evenwichtig en informatief verslag. Wat betreft de bekendheid van “curnu” vraag ik mij wel af of dat alleen aan Douma cs ligt. Heb wel eerder gezien dat leraren vaak nogal passief zijn bij dit soort processen. Drukte is niet altijd het goede excuus. Men weet in veel gevallen niet eens wat er in de eigen (VO)-school speelt.