Voor mijn gevoel gaat het wel lekker, dat lesgeven op afstand. Mijn studenten doen sinds medio maart actief mee aan de videolessen, stellen vragen, maken hun opdrachten. In evaluatieverslagen, die zij schreven als onderdeel van een schrijfopdracht bij Nederlands, wisten ze goed aan te geven wat goed ging en wat beter kon. Toch merk ik ook dat wanneer ik lesstof herhaal (volgens het principe van spaced retrieval practice), mijn studenten reageren alsof ze mij voor het eerst over de betreffende onderwerpen horen praten. ‘Lieve mensen,” stootte ik afgelopen week uit, “als wij jullie iets vertellen of vragen, is dat niet omdat we de uren willen volmaken, maar omdat je die informatie later weer nodig hebt.”
De online vergeetcurve is steiler?
Er waren er zelfs een paar die beweerden dat we de stof nooit eerder hadden behandeld. Tot ik ging doorvragen. ‘Weet je nog, in de week dat we begonnen met afstandsonderwijs? Toen jullie die videoreportage ‘flatten the curve’ van NOSop3 bekeken? En de opdracht die je daarover moest maken?’ En zo verder. Toen gingen er wat belletjes rinkelen. O ja, het was iets met bronnen en betrouwbaarheid.
Nou had ik wel vaker meegemaakt dat wanneer ik in lessen teruggreep op onderwerpen die ik een week of enkele weken eerder had behandeld, studenten even in hun geheugen moesten graven om zich te herinneren dat ze inderdaad al eerder met de materie hadden kennisgemaakt. Ik weet ook dat het wel meevalt met de tech savvyness van jongeren, zo digitaal geletterd zijn ze nog niet. Maar nu ze online lessen volgen, lijkt het wel alsof de stof sneller en dieper wegzakt.
De vergeetcurve van Ebbinghaus mag een stuk steiler naar beneden doorgetrokken worden. Herhalingsmomenten zouden sneller moeten plaatsvinden, om te voorkomen dat de opgedane kennis wegzakt. Zie figuur 1 (vrij naar Marcel Schmeier). De paarse lijnen geven aan hoe vergeten grofweg verloopt en kan worden tegengegaan door herhaalmomenten in te bouwen. Daaraan heb ik de oranje lijnen toegevoegd om te illustreren hoe snel en hard leerlingen stof vergeten nu ze afstandsonderwijs krijgen.
Figuur 1. Vergeetcurve voor online leren
De invloed van fysieke omstandigheden
Waar zou dat aan liggen? Mijn vermoeden: de impact van de fysieke context. In het precoronatijdperk wisselden studenten fysiek van lessen door van het ene naar het naar het andere lokaal te bewegen. Daar gingen ze de ene keer naast de ene, de andere keer naast een andere klasgenoot zitten. Gebruikte de docent tijdens de instructie het ene moment een powerpoint, de andere keer het whiteboard, dan weer het boek. Keek R. in het praktijklokaal naar de balie terwijl de docent vertelde over hoe om te gaan met een agressieve bezoeker, was W. op het sportveld afgeleid door de meeuwen die vechtten om een stuk brood toen de gymdocent de teams indeelde en liet Liet T. een boer toen de docent Nederlands een opdracht over nepnieuws uitlegde. Allemaal fysieke handelingen en omgevingsfactoren die meespelen bij de verwerking van informatie. Vaak in negatieve zin: het kan ruis zijn die het ontvangen, laat staan begrijpen van de uitleg, flink in de weg kan zitten. Zo had R. beter kunnen letten op de mimiek van de docent dan op de vorm van de balie en verspeelde W. een punt omdat hij een tegenstander aanzag voor een teamgenoot. Maar toen de docent Nederlands aan J. een week later vroeg hoe zij nepnieuws kon herkennen, schoot haar het antwoord te binnen omdat ze terugdacht aan de boer van T. Ik weet niet zeker of ieders brein zo werkt. Als er neurologen zijn die me hier meer over kunnen vertellen, graag!
De ruimte waarin we leren
Wel moest ik denken aan wat Graham Nuthall in zijn boek The Hidden Lives zegt over leercontexten, specifiek de context van het klaslokaal. Hij stelt dat het klaslokaal bestaat uit drie ‘werelden’ of ruimtes: de publieke ruimte die de docent ook ziet en kan sturen, de semiprivate ruimte waarbinnen de lerenden relaties met elkaar onderhouden en de private ruimte van de lerende zelf (zijn eigen gedachten en denkprocessen). Nuthall heeft het niet specifiek over de invloed van de inrichting van het lokaal en de gedragingen daarbinnen op die denkprocessen, maar hij laat wel zien dat omstandigheden er zeker toe doen als we mensen iets willen leren.
Ook herinner ik me hoe Joshua Foer in Het Geheugenpaleis schrijft hoe hij zijn brein traint door items die hij moet onthouden te koppelen aan specifieke locaties. Bij mij werkt het vaak zo dat als ik probeer terug te denken aan een item, dat item tevoorschijn komt als ik de situatie oproep waarin ik het heb geleerd. Zo kan ik een onderwerp uit een college over Taalwetenschap in mijn geheugen oproepen door terug te denken aan het college en het lokaal waarin dat werd behandeld, en grapjes die toen werden gemaakt.
Blurred learning
Voor mij en mijn collega’s is in ieder geval merkbaar dat studenten het lastiger vinden zich te concentreren. Sommige studenten geven dat ook zelf aan. Dat heeft in enkele gevallen te maken met het feit dat ze nu opeens ook moeten letten op hun jongere broertje of zusje. Anderen missen simpelweg de aansporingen van de docent die in de klas tijdens zijn rondje hun aandacht vestigde op de opdracht i.p.v. op het schoolplein.
Maar ik vermoed dat ook het alles tot een brij vermalende beeldscherm een rol speelt. Er is geen lokaalwissel meer, er is geen fysiek contact tussen klasgenoten, ze kunnen elkaar zelfs niet even een knipoog geven als ze iets doen waarvan zij denken dat de docent het niet ziet. Ze zitten uren achter elkaar voor hetzelfde scherm waar de videolessen elkaar bijna onmerkbaar opvolgen. De ene videoles floept uit en het andere floept aan. Vaak hebben alle klasgenoten hun camera uitgezet, waardoor in hun venster alleen een afbeelding of initialen worden getoond, en is alleen de docent zichtbaar. Als docenten dan ook nog weinig gebruik maken van de mogelijkheid om schermen te delen zodat zij hun uitleg visueel kunnen ondersteunen, zijn die paar talking heads en de vergaderchat ernaast het enige wat ze een paar uur achter elkaar zien.
Ook al zijn de inhouden en de talking heads wel degelijk verschillend, mijn punt is vooral dat die inhouden vrij naadloos in elkaar overlopen. Gemedieerde lessen zijn dan vage lessen, waarvoor het blurren (vervagen) van achtergronden symbool staat. Meedoen aan de les betekent zo vooral dat leerlingen leeractiviteiten uitvoeren: ze reageren op vragen en opdrachten maken, zonder dat die inhouden ook daadwerkelijk hun langetermijngeheugen bereiken en ze daar actief over nadenken. Online lessen volgen betekent dan ook niet automatisch dat wordt geleerd.
Van blurred naar blended learning
De afgelopen tijd is er een totaalomslag gemaakt van overwegend fysiek onderwijs (ondersteund door ICT) naar volledig afstandsonderwijs. In het nieuwe normaal gaan we hoogstwaarschijnlijk toe naar meer blended learning, waarin fysiek en online of gemedieerd onderwijs elkaar afwisselen en versterken. Om de overgang van blurred naar blended learning te maken, zijn kleine praktische verbeteringen mogelijk (zo kunnen docenten in MS Teams hun instructie visueel ondersteunen door hun scherm te delen). Maar naast het handig inzetten van handige edutools, is vooral van belang om doordachte (digitale) didactische keuzes te maken die het leren bevorderen. In mijn blog De Digitaal Competente Docent beschrijf ik wat dit van docenten vraagt.
Fifi Schwarz was tot voor kort docent Nederlands in het mbo en is nu i-coach en projectleider vakintegratie bij het Nova College in Haarlem.
G v Ginkel
Leren in verschillende contexten versterkt het geheugenspoor inderdaad. Online leren is waarschijnlijk een hele arme en over inhouden erg gelijke context. Zie https://www.youtube.com/watch?v=GjHvw6X95hs
En online leren maakt constructieve en interactieve betrokkenheid een stuk moeilijker, en die zijn juist van belang voor initiele encodering https://education.asu.edu/sites/default/files/chiwylie2014icap_2.pdf