Nu ook de VO-scholen op 31 mei voor een deel zijnopengaan laten we zien hoe het de Italiaanse scholen verging en welke oplossingen men daar had en heeft gekozen. Italië was een van de eerste landen die zwaar getroffen werd door de Covid-19 pandemie. Op dit moment zijn de meeste Italiaanse scholen voor funderend onderwijs open voor alle activiteiten. In de bovenbouw van het voortgezet onderwijs volgen de leerlingen ongeveer 75% van het onderwijs op school en 25% online.
Pierfranco Ravotto is hoofdredacteur/directeur van www.rivistabricks.it, een centrum met een nationale website voor de innovatie van het Italiaanse onderwijs, die zich richt op e-learning en informatica. Hij schreef voor KomenskyPost dit overzicht.
De sluiting van scholen was een van de maatregelen die werd genomen om de verspreiding van het virus te voorkomen. De sluiting vormde in Italië, zoals in heel Europa, ook een aanzet voor het gebruik van digitale technologie bij het lesgeven. De pandemie begon eind februari 2020 in enkele regio’s, maar verspreidde zich gedurende het schooljaar al snel over het hele land.
Voor het heropenen van de scholen in september 2020 is er een grote inspanning geleverd om te zorgen voor afstand tussen leerlingen en docenten: herinrichting van ruimtes, reorganisatie van roosters, regels voor binnenkomen, weggaan en interne bewegingen en ontwikkelen van lesmethoden waarbij een deel van de leerlingen in het klaslokaal aanwezig was en een ander deel via het internet werd bereikt.
Al snel na de start van schooljaar 20/21 volgden er echter nieuwe sluitingen, bijna overal voor de middelbare scholen. Na Pasen zouden de kleuterscholen, het basisonderwijs en het eerste leerjaar van het voortgezet onderwijs heropenen, zelfs in de rode gebieden. In de oranje gebieden zou de heropening gedeeltelijk doorlopen tot de middelbare scholen.
Scholen waren gesloten, maar het onderwijs was niet gestopt. Leraren hebben overal geprobeerd een band met hun leerlingen te onderhouden en hun onderwijsactiviteiten voort te zetten. We hebben het over DaD (Didactica a Distanza), afstandsonderwijs. Het internet was een redder in nood. Veel docenten hadden er nog nooit aan gedacht om het internet te gebruiken voor het lesgeven aan groepen. Ze maakten nu gebruik van de tools van wat genoemd wordt ‘het elektronisch register’ en vooral van videogesprekken. Al meer dan een jaar leven scholen in videoconferenties… en in de cloud.
“Bij velen is de gedachte ontstaan dat de didactische aanpak nog steeds moet worden heroverwogen, ook na de terugkeer in een ‘normaal’ na de crisis”
De inzet van scholen – van de basisschool tot de middelbare school – is enorm geweest. Men heeft leeromgevingen met Google Classroom, Meet en Teams opgezet die door alle docenten kunnen worden gebruikt. Leerlingen – vooral op de basisschool – die niet beschikten over tablets en computers werden hierin voorzien.
Het bleek dat het niet mogelijk is om per videoconferentie 4, 5 of zelfs 6 uur per dag “transmissieve” lessen aan te bieden, voornamelijk gebaseerd op het principe van de leraar die uitlegt.
Het werd duidelijk dat er behoefte is aan interactie, aan het ontwikkelen van activiteiten voor leerlingen, aan het hen systematisch betrekken bij het leerproces. En bij velen is de gedachte ontstaan dat de didactische aanpak nog steeds moet worden heroverwogen, ook na de terugkeer in een heden na de crisis.
De digitale omgeving is gebruikt om op andere manieren te proberen te blijven doen wat er ook in de klas werd gedaan. Het gaat om een EDI-achtige aanpak met toewijzing van taken, vraaggesprekken en andere vormen van verificatie en interactie. De beperkingen van een dergelijke benadering kwamen in het afstandsonderwijs snel naar voren. De eerste problemen waren: hoe de aandacht van leerlingen te krijgen en deze vast te houden en hoe ervoor te zorgen dat de leerling tijdens repetities en tests geen boeken of Google raadpleegde of met klasgenoten chatte.
Het inzicht is gegroeid dat men geen afstandsonderwijs/digitaal leren kan realiseren zoals dat in een fysieke klassensituatie wordt gedaan. Het bleek niet haalbaar om per videoconferentie 4, 5 of zelfs 6 uur per dag via het scherm lessen aan te bieden, voornamelijk gebaseerd op de leraar die uitlegt. Het werd duidelijk dat er behoefte was aan interactie, aan het ontwikkelen van activiteiten voor leerlingen, aan het systematisch betrekken van hen bij het leerproces. En bij velen is de gedachte ontstaan dat de didactische aanpak nog steeds moet worden heroverwogen, ook na de terugkeer op de scholen, nu na de crisis.
Tot nu toe heb ik het gehad over leraren en scholen die niet gewend waren aan het gebruik van digitale middelen bij het lesgeven. Ze waren in staat om vastberaden en misschien ‘zelfverloochend’, en natuurlijk met veel fouten, te reageren op de noodsituatie. Maar niet iedereen was onvoorbereid. Veel individuele leraren en scholen hadden wel al jarenlang ervaring opgedaan met het gebruik van digitaal lesgeven. In feite was er sinds de jaren ‘90 van de vorige eeuw geëxperimenteerd met het gebruik van digitale technologie en internet ter ondersteuning van het onderwijs. In 2015 werd de PNSD, Piano Nazionale Scuale Digitale, het Nationaal Digitaal Schoolplan, gelanceerd om scholen te begeleiden op het pad van innovatie en digitalisering.
Er was sprake van veel geïmproviseerde vormen van afstandsonderwijs. Een deel van de Italiaanse scholen was, vanaf de eerste dag van de lockdown, al in staat om lesactiviteiten voort te zetten. Deze scholen hadden al een e-Learning-omgeving, voornamelijk Google Classroom of Moodle en cursussen die in die omgevingen werden georganiseerd. Docenten hadden ervaring met het maken van videolessen en ander online lesmateriaal. Er waren leerlingen die deze omgevingen vaak bezochten en interactie hadden met docenten en leeftijdsgenoten. Dit waren de leraren die hun collega’s hebben geholpen bij het opstarten van de DaD en dit waren de scholen die een belangrijke rol hebben gespeeld bij het ondersteunen van ‘zorg vragende’ scholen in hun omgeving.
Tijdens de lockdown was er sprake van aanzienlijke trainingsactiviteiten van leerkrachten in het gebruik van digitale technologieën, deels formeel en deels informeel. Technologische training, maar dat niet alleen. De vragen waren niet alleen: hoe maak ik een klas in Classroom, hoe nodig ik leerlingen uit om te zoomen, hoe zet ik een quiz op met Google formulieren? Er waren ook didactische vragen: hoe kan ik de aandacht van leerlingen hoog houden, welke soort interactieve activiteiten kan ik voorstellen? En er waren collega’s die vragen konden beantwoorden. Er zijn veel Italiaanse leraren die zich decennialang niet alleen bezig hielden met het basisgebruik van digitaal onderwijs, maar ook met het doel het onderwijs te vernieuwen. Waarom digitaal? Omdat digitaal – en daarmee bedoel ik het geheel van apparaten, software, apps en web-omgevingen – een veelvoud aan tools biedt voor:
- informatie zoeken, evalueren, ordenen en delen;
- inhoud maken, delen, dupliceren en bewerken;
- samenwerken en communiceren, zowel in aanwezigheid als op afstand, zowel synchroon als asynchroon;
- organiseren van gedeelde studie- en samenwerkingsomgevingen.
En deze instrumenten kunnen ten dienste worden gesteld aan het lesgeven.
Al elf jaar geven we een online magazine uit – Bricks – gewijd aan onderwijsinnovatie met digitale middelen. Docenten beschrijven en delen daarin hun eigen ‘bouwsteen’ van concrete innovatieve leservaring. In recente uitgaven hebben veel docenten ons verteld over hun ervaringen tijdens de pandemie. De voorbeelden geven voeden het gevoel van een cognitieve en praktische sprong naar voren.
Ik citeer een paar zinnen uit de vele artikelen:
• Alfonso D’Ambrosio, schoolleider in het VO bij Padua, een van de streken van Italië die als eerste zwaar getroffen werd door COVID, stelt: “Dit vormde een enorme versnelling in het digitaliseringsproces. Een point of no return naar een nieuwe school die wil experimenteren, op weg naar echte autonomie.”
• Alessandra Rucci, directeur van een middelbare school in de regio Marche: “… breng de toegevoegde waarde naar voren die echt kan fungeren als vliegwiel voor een nieuwe school. Afstandsonderwijs is niet de persoonlijke les in videoconferenties; het kan veel, veel meer zijn.”
• Valeria Puletti, muziekleraar in Umbrië: “Ik had het gevoel dat het coronavirus ons niet alleen van onze projecten had beroofd, maar ook kansen had gecreëerd om ons naar onontgonnen gebieden te duwen en nieuwe vaardigheden te ontwikkelen.”
• Maria Paola Cirelli, lerares op een basisschool in Ferrara: “De DaD vertegenwoordigde een ongelooflijke, zij het zeer vermoeiende, kans voor opleiding, ontdekking en vernieuwing.”
• Paola Maggioni, ondersteunende docent: “Afstandsonderwijs is ook een instrument gebleken waarmee het mogelijk is om inclusief onderwijs toe te passen.”
• Salvo Amato, verwijzend naar een codeerervaring op de basisschool: “De DaD bleek een belangrijke lijm te zijn, want door de afstand weg te laten nemen betekende dit ook dat zelfs de meest onwillige leerlingen werden gestimuleerd om mee te doen. Deze laatsten hebben een doorslaggevende bijdrage geleverd. Mede omdat ze direct konden worden aangesproken. Het lijkt misschien vreemd, maar ieders deelname nu was het beste resultaat dat behaald kon worden. En dat was misschien zelfs niet mogelijk geweest bij de activiteiten die voor Covid in de klas werden georganiseerd.”
De Italiaanse school lijkt met een aantal sterke verworvenheden uit deze verschrikkelijke periode te komen:
• de noodzaak voor scholen om voldoende uitgerust te zijn in termen van apparaten, verbindingen en technologische infrastructuur;
• het belang van goede digitale basiscompetenties van zowel docenten als leerlingen. Een competentie die zich ontwikkelt naarmate digitaal meer de natuurlijke omgeving wordt waarin lesgeven en leren plaatsvinden;
• de toewijding om het onderwijs te transformeren door te focussen op pedagogisch activisme en om digitaal te gebruiken als motor voor verandering.
Pierfranco Ravotto Is afgestudeerd in elektrotechniek aan de Politecnico di Milano. Hij heeft zich beziggehouden met postdoctorale cursussen, afwisseling tussen school en werk, e-Learning en het bijscholen van docenten. Hij coördineerde Europese projecten met betrekking tot open afstandsonderwijs, e-Learning en de productie van open leermiddelen. Sinds 2008 heeft hij deelgenomen aan Europese projecten op het gebied van digitale en IT-vaardigheden en aan lerarenopleidingen over het gebruik van digitaal onderwijs ter ondersteuning van onderwijsinnovatie (AICA Digital Academy). Hij is directeur van Bricks magazine, lid van de raad van bestuur van de internationale sectie van AICA en van de raad van bestuur van SIe-L.
Geef een reactie