Half mei 2017 besloot de nieuw gekozen kamer hoorzittingen te houden over de plannen om 2032 zoveel mogelijk door te zetten. Maar overal in het land bleken de leraren er geen zin in te hebben. Ze lieten het ook afweten bij de digitale raadplegingen en de bijeenkomsten. Onder leiding van Joost Kentson, voorzitter van de Onderwijscoöperatie, werd het Schnabelvoorstel opnieuw geformuleerd. In die groep was volgens Huub Philippens, die namens BON deel uit maakte van de zogenoemde Verdiepingsgroep, geen plaats meer voor kritische leraren.
Door Huub Philippens
Na de hoorzitting over onderwijs2032 in mei wezen de nieuwe onderwijswoordvoerders het bijgestelde 2032 plan op belangrijke onderdelen af. De kamerleden wilden zo bleek uit aangenomen moties:
- geen kern- en keuzecurriculum,
- geen leergebieden waarin vakken moesten opgaan,
- niet slechts éen taal verplicht stellen,
- geen “ontwikkelteams” voor persoonsvorming en geen vakoverstijgende vaardigheden.
Men stelde unaniem dat de overheid gaat over het wat en niet over het hoe. Dus niet over, pedagogische visies, didactiek of leermethoden. Dus wel over duidelijke kerndoelen, over datgene wat leerlingen moeten kennen en kunnen met extra nadruk op het rekenonderwijs.
Ook stelden ze dat er een blijvende belangrijke rol voor het vak Nederlands moest zijn en aandacht voor het klimaatprobleem. Ook moest met de invoering van de vernieuwde beroepsgerichte programma’s van het vmbo haast gemaakt worden.
In het handjevol vakken waarin wel veranderingen werden aangebracht, moesten vakverenigingen en vervolgonderwijs een “verantwoordelijke positie” krijgen met het nodige budget. Dat betrof onderdelen van Nederlands, wiskunde en rekenen, Engels, burgerschap, digitale geletterdheid en techniek. Daarin zouden kerndoelen en eindtermen duidelijker dan voorheen worden omschreven.
Andere vakken mochten alleen op de schop als de vakverenigingen dat opportuun vonden. Eind 2018 zou dan de politiek besluiten over vernieuwde eindtermen en doelen.
De “Gespreksnotitie”
De Coördinatiegroep ging meteen aan het werk. Ze verkende minutieus wat nog van 2032 bijeen kon worden geschraapt. Op 18 mei lekte haar uitgangspuntendocument uit. Sommige punten zijn glashelder. Andere blijven in nevelen gehuld.
In de aanhef veegt de notitie de overwegingen van de kamer soepel opzij: Tegen de Kamerleden in stelt ze dat in elk geval zonder discussie moeten blijven: ”het integrale karakter van de curriculumherziening van po én vo; de versterking van de doorlopende leerlijn tussen po en vo en het belang van samenhang voor leerlingen; de ruimte die we aan scholen willen bieden met een kern- en keuzecurriculum, evenals de doelstellingen van de curriculumherziening.” Juist deze punten waren scherp bekritiseerd.
Vervolgens weet de Coördinatiegroep het woord “leergebieden” weer listig prominent over de vakken heen te spreiden:
“Het voorstel is om na het overleg met de staatssecretaris in gesprek te gaan met de vakverenigingen die de vakken vertegenwoordigen van de leergebieden Mens & Maatschappij, Kunst & Cultuur, Bewegen & Sport. Na een eerste verkennend overleg met de voorzitters van FvOv en Platform VVVO is de indruk dat de meeste vakverenigingen wél willen doorgaan met en bij willen dragen aan een ontwikkelteam.” Zijn die vakverenigingskoepels al aardig in die richting gemasseerd?
In een bijlage wordt de term “leergebieden” alvast voor de resterende vakken geïntroduceerd. Zo krijgen we het “Leergebied Engels, het leergebied Mens en Natuur (waarin wiskunde, natuurkunde, biologie), het leergebied Mens en Maatschappij (de vakken geschiedenis, aardrijkskunde, economie, geschiedenis, maatschappijleer), het leergebied Kunst en Cultuur ( waarin dans, drama, muziek) en het Leergebied Bewegen en Sport en dat is een nieuw woord voor Lichamelijke Opvoeding.
De notitie gaat uitgebreid in op de werving en selectie van ontwikkelteams en ontwikkelscholen. Leraren worden via advertenties en informatiebijeenkomsten geworven. Men haalt ze uit hun netwerkorganisaties. We hebben in de OC gezien hoe dat toegaat.
Het zijn dus niet de vakorganisaties die hier prominent leden leveren. Nee, via de selectiecommissies die deels afkomstig zijn uit het onderwijsveld en deels “organisaties die ervaring hebben in dergelijke procedures”. We zien de deur al wijd open staan voor de organisaties uit de schil rond het onderwijs.
We zien hoe de OC, die wel een prominente rol wordt toebedeeld, de juiste leraren weet te vinden voor deze revoluties. De leraren moeten zonder “last en ruggenspraak” functioneren. Dat garandeert dat de vakverenigingen op afstand blijven.
Krijgen we wel een representatieve keuze uit de Nederlandse scholen?
Ook dat niet. “bij de selectie van ontwikkelscholen krijgen vo-scholen een voorkeurspositie, indien zij het vervolgonderwijs een rol geven in de curriculumontwikkeling op school”. Ook dat is onheilspellend. Betekent dat een dominante rol van de lerarenopleidingen die de innovaties al hebben doorgevoerd?
In een afsluitende alinea wordt een wirwar van organisaties in het proces betrokken. Je zou zeggen dat het curriculum voor zes vakken ontwikkelen niet zo’n mammoettaak is, maar de groep gaat “in gesprek met” de MBO-Raad, VH, en VSNU die dan feedback kunnen geven. Dus geen inschakeling van wetenschappelijke vakexperts. Hoogstens op verre afstand.
Ook LOBO (Landelijke Oudervereniging Bijzonder Onderwijs), het algemene directeurenoverleg van de 2e graads lerarenopleidingen (ADEF) en de Interuniversitaire Commissie Lerarenopleiding van de 1e graadsopleidingen, (ICL) worden nadrukkelijk genoemd. Ze krijgen de vraag naar feedback ook achteraf voorgelegd.
De notitie eindigt met een afsluitende pikante opmerking. Daar blijkt dat alles al in gereedheid wordt gebracht om het onderwijs met 2032-structuren te overvallen. Niet alleen afgewezen onderdelen worden klaargemaakt, maar ook het beruchte kern- en keuzecurriculum wordt als vaststaand gepresenteerd.
Nadat de Coördinatiegroep zelf vaststelt dat de kamer ontwikkelteams voor persoonsvorming en vakoverstijgende vaardigheden in een motie heeft afgewezen, ziet ze weer een sluipweg om die achter de hand te houden:
“Het blijft echter de (voor het PO wettelijke) opdracht van de school om het onderwijs mede te richten op de emotionele en de verstandelijke ontwikkeling, het ontwikkelen van creativiteit en kennis en beheersing van sociale, culturele en lichamelijke vaardigheden”. En dus zal er “een verkenning gestart worden om die handvatten aan het veld te bieden.”
En natuurlijk, dat kerncurriculum en keuzecurriculum moet ook blijven: “Ook daar komt immers aan de orde op welke manier een school met het kerncurriculum en het eigen keuzecurriculum tegemoet kan komen aan de hoofddoelen van het onderwijs.”
Dat geeft ook weer ruimte voor de persoonsvorming: “Ook is het voor scholen een thema hoe een onderwerp als persoonsvorming ruimte en waardering kan krijgen in het keuzedeel.”
En die ‘vakoverstijgende vaardigheden’?
Ook daar is een constructie voor gezocht : “Vaardigheden blijven echter onderdeel van de kerndoelen en eindtermen. Het is van belang dat de ontwikkelteams voor de vaardigheden die vakoverstijgend zijn eenzelfde taal hanteren en eenzelfde aanpak kiezen.” En daar is haast bij, want die moeten voor “de start van de ontwikkelteams gereed zijn, zodat de ontwikkelteams daar hun voordeel mee kunnen doen.”
Huub Philippens was leraar maatschappijleer en vakdidacticus aan o.a. de UvA en de VU. Hij was secretaris van het schoolbestuur van de Keizer Karel Stichting en zat tegelijkertijd in de MR van zijn school. Hij schreef diverse methoden voor zijn vak. Namens BON zat hij in de Onderwijscoöperatie de “Bekwaamhedencommissie”, in de “commissie Professioneel Statuut” en in de “Commissie Professionele Ruimte”. Hij maakte deel uit de werkgroep “Verdieping” die het draagvlak voor 2032 moest onderzoeken.
H. Philippens
Nog enkele persoonlijke opmerkingen.
Opvallend hoe al voorgesorteerd wordt op het “Leergebied Engels”. Dat vak zit dan in het fameuze Kerncurriculum. Dat moet betekenen dat voor vakken als Duits en Frans het keuzecurriculum, ook wel te noemen sterfhuiscurriculum, overblijft.
Ik krijg daarbij het vermoeden van een samenzwering. Het VOC-duo Rosenmöller-Kentson zal dat wel niet zonder bedoelingen doen. Want dat lost een paar problemen op. Je hoeft je als VO-Raad niet meer druk te maken over een tekort aan leraren Duits en Frans, die vakken gaan een gewisse dood tegemoet. En je krijgt plaats voor iets nieuws in je Kerncurriculum.
Mogelijk heeft Moderne Levende Talen al protest aangetekend. En dan zullen ze wel een nieuwe slimme formulering bedenken. En vervolgens noemen ze hun Gespreksnotitie “achterhaald”. Maar daar trappen we niet in. De notitie geeft hun uitgangspunten en hun bedoelingen helder weer.
De opengevallen plaatsen worden ingevuld door een reeks nieuwe vakken. Je kunt voorspellen wat daar dan gebeurt. Jaren geleden werd ook zo’n nieuw vak “Verzorging” in elkaar geknutseld. En voor de Tweede Fase was naast ANW en CKV ook het vak MMW bedacht. Daar ging onder leiding van dat SLO een commissie voor aan het werk die een prachtig vak in elkaar timmerde. Maar het was al snel duidelijk dat het een soort Monster van Frankenstein was geworden. Toen kamerleden me vlak voor de stemming over de nieuwe constellatie vroegen wat ze daar toch mee aan moesten, raadde ik ze aan het rare vak weg te stemmen. Dat is ook gebeurd. Vakken die niet kunnen leunen op een duidelijke wetenschappelijke of vakmatige discipline, worden een mislukking. Het rare vak Burgerschapskunde, waar niemand van begrijpt wat het inhoudt, ook al omdat het zowel de leerlingen moet leren zich netjes te gedragen en ook elementen van bijvoorbeeld maatschappijleer in de onderbouw moet droppen, zal eenzelfde lot beschoren zijn.
Door de vakverenigingen en hun koepels te verdelen, zullen de Coördinatoren heersen. Want de nieuwe VOC doet alles langs achter, bovenlangs en onder de leraar door. Wat had Schnabel ook weer voor steekwoorden. Was dat niet hovaardig, onwaardig en onaardig?