Beleid, KomenskyPost info, Lerarentekort, Onderwijs2032, Onderwijscoöperatie, Politiek

Staken en een echte vertegenwoordiging van de beroepsgroep leraren

Jan Lepeltak

Er bestaat behoefte aan een nieuwe, onafhankelijk, vertegenwoordiging van de beroepsgroep leraren. Wat ging er mis bij de traditionele onderwijsvakbonden zoals AOb en CNV? De kern van het probleem is dat de bonden sterk zijn gepolitiseerd. Er bestaan traditioneel sterke banden tussen de PvdA en voorheen de Algemene Bond van Onderwijzend Personeel (ABOP). Na de fusie met het Nederlands Genootschap van Leraren (NGL) werd dat de AOb.

ABOP-voorzitter Jan van den Bosch werd opgevolgd door Ella Vogelaar (ex-CPN) die later een weinig succesvol PvdA-minister was. In tegenstelling tot de wat eenzelvige van den Bosch kende ik haar in de praktijk als een open en goed benaderbaar persoon. Jacques Tichelaar volgde Vogelaar op. Tichelaar was een geheel andere persoonlijkheid. Ik heb hem leren kennen als bot, arrogant en autoritair. Toen ik op een lerarenopleiding in Leeuwarden werkte bevestigde zijn ex-collega’s dit beeld. Op zijn afscheid als directeur van een Friese basisschool schitterden veel onderwijsmensen door afwezigheid, zo is mij verteld. De ambitieuze Tichelaar werd PvdA-kamerlid en later fractievoorzitter. Hij eindigde weinig eervol als Commissaris van de Koning in Drenthe, nadat de Provinciale Staten het vertrouwen in hem opzegden wegens (vermeend) nepotisme. Hoe de huidige contacten van de PvdA met de AOb lopen is mij niet bekend. Wel steunde de AOb vurig de heilloze plannen van het duo Bussemaker en Dekker in de VVD-PvdA regering rond de Onderwijscoöperatie en het lerarenregister. Een kostbare operatie (€ 36 miljoen wordt beweerd) die nauwelijks op enige steun van het onderwijsveld kon rekenen en inmiddels is afgeblazen. Nu de PvdA in de oppositie zit zien we dat de AOb weer enthousiast het onderwijsveld steunt.
Was de onderwijsbond van het CNV daarentegen in het verleden de meest kritische bond, nu lijkt het dat men vooral Arie Slob (ChristenUnie), die deel uitmaakt van de regering, niet voor de voeten wil lopen.

Onafhankelijke vakbonden zijn van supergroot belang. Het is niet voor niets dat in landen in het voormalige Oostblok de communistische machthebbers zich meester maakten van de vakbonden. Het was pas na oprichting van de vrije vakbond Solidarnosc dat er echt iets ging gebeuren in Polen. Uiteraard zijn onze vrije bonden niet met de gecontroleerde communistische bonden in Rusland of met veel gecorrumpeerde bonden in de VS te vergelijken.

De Bond van Nederlandsche Onderwijzer uit de tijd van Theo Thijssen stond dicht bij de schoolmeesters. Thijssen was actief in de bond en heeft zelf jaren voor de klas gestaan. Hij ambieerde geen hoofdmeesterschap, want hij haatte ‘die potentaatjes’.  Dat Thijssen later via de Amsterdamse gemeenteraad kamerlid werd voor de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) is begrijpelijk, gelet op de grote maatschappelijke ongelijkheid die er in die tijd bestond en die doorwerkte in het onderwijssysteem. Kinderen, waarvan de ouders in de steun liepen, moesten op de klompen die de gemeente Amsterdam beschikbaar had gesteld naar school lopen. Een vernederende praktijk waar Thijssen zich met succes hevig tegen verzette. Maar sinds in de jaren ’90 de PvdA zijn ideologische veren afschudde is de partij verworden tot een vrij kleurloze middenpartij. Van Kemenade was de laatste echte sociaal-democratische onderwijsminister die met zijn plannen in de Contourennota pleitte voor een schoolsysteem waarin sprake zou zijn van meer en gelijke ontplooiingskansen van leerlingen. De ironie is, dat veel van het afgeschoten gedachtegoed van van Kemenade bijna 40 jaar later in het vorige kabinet weer was terug te vinden in de nota Onderwijs2032 van het duo Bussemaker/Dekker. Wat als een visionair stuk werd gepresenteerd bleek voor een deel een slap aftreksel van wat 40 jarig eerder werd gepresenteerd (zie ook https://komenskypost.nl/?p=741).

Jan Lepeltak was voormalig kaderlid van de vakbond ABOP. Op de school waar hij les gaf was hij nauw betrokken bij de staking tegen de HOS-plannen van CDA-minister Deetman in 1984.

  1. Laten we wel wezen. Die 40.000 demonstrerende leraren vertegenwoordigden in ieder geval zichzelf, en hoogstwaarschijnlijk ook veel thuis gebleven collega’s. Dus heel veel leraren.
    De enige echte vertegenwoordiger van de leraar is de leraar zelf, de leraar die het woord neemt, de leraar die, op de eerste plaats op zijn school, zijn professionele ruimte opeist en invult.
    Daar, op de school, in het team, de sectie, de lerarenvergadering moet ook het accent liggen van alle gesprekken over het hoe van het onderwijs. Daarbij kan het professioneel statuut (dat iedere school moet hebben) aan bijdragen.
    Vervolgens moet die hele geldverslindende bovenschoolse infrastructuur worden gesaneerd. Het geld kan weer richting primair proces.

Geef een reactie

95 − 85 =

Translate »