Het is inmiddels duidelijk geworden dat de vakbonden, onder aanvoerderschap van AOb-voorzitter Liesbeth Verheggen, de Onderwijscoöperatie voortaan gaan besturen. Er is geen plaats voor een integere, enthousiaste leraar die unaniem door de benoemingscommissie als voorzitter werd voorgedragen. Een persoon die met enthousiasme een stakingsdag en bijeenkomst in Den Haag met 60.000 aanwezigen weet te organiseren vormt kennelijk een bedreiging voor deze vakbond .
De vereiste vakbondsdiscipline doet denken aan de hoogtijdagen van de CPN van Paul de Groot. Overigens was dat in de tijd van het AOb-voorzitterschap van Ella Vogelaar (nota bene oud-CPN) absoluut niet het geval. Zij kon luisteren en was de redelijkheid zelve. Dat laatste is nu ver te zoeken. Interne kritiek op de OC werd eerder in de kiem gesmoord. Het centraal comité had gesproken en het politbureau onder leiding van kameraad Verheggen werkte de lijn verder uit. Het vijfdaagse congres in Peking kan er wat van leren.
Nu maar even over de zaak zelve. Jan van de Ven was de beoogde opvolger van Joost Kentson. Kentson was echter schoolbestuurder, wat hem niet direct tot de ideale persoon maakte voor de functie van de ‘voor de, door de en van de leraar’ organisatie.
Van de Ven wilde vooral van de OC een organisatie maken met echt direct draagvlak, los van OCW (waarmee de banden toch wel erg nauw bleken). Toen tijdens de procedure duidelijk werd dat hij afstevende op een voorzitterschap, werd tijdens de procedure de functie steeds meer uitgekleed. De rol van voorzitter was onder Kentson het boegbeeld van de OC, maar dit werd nu bijna een ceremoniële functie. Gesprekken met andere organisaties worden voortaan onder wisselend voorzitterschap gevoerd, waarbij de voorzitter van de AOb uiteraard het overleg met ministerie zou voeren. Zo bleef tijdens de procedure van de oorspronkelijke functiebeschrijving weinig over.
Ook bleef onduidelijk hoeveel tijd een en ander de nieuwe voorzitter zou kosten en hoe dit zou worden gecompenseerd. Voor een leerkracht zijn dit belangrijke zaken. Een schoolbestuurder kan dat kennelijk wel met zijn collega’s of raad van toezicht plooien.
Karaktermoord mislukt
De mislukte poging tot karaktermoord door Verheggen in het AD is ronduit stuitend. We citeren haar in het AD: ,,Verschillende inzichten over de rol van de Onderwijscoöperatie worden zeer gewaardeerd en zelfs nadrukkelijk gezocht, ook binnen het bestuur. Voorwaarde is dat dit op collegiale wijze gebeurt. Tussen de kandidaat en het bestuur bestond geen consensus op dat vlak en dus gaat de zoektocht naar een leraar als geschikte voorzitter verder. Verschillende inzichten worden zeer gewaardeerd en zelfs gezocht.” Alsof je Lenin hoort pleiten voor invoering van de parlementaire democratie. De hypocrisie bereikt grote hier grote hoogten.
Voor een gedreven, coöperatieve, onafhankelijke en integere docent is gewoon geen plaats bij de OC. Men zoekt verder naar de persoon die wel aan de leiband van de vakbond wil lopen en zich in de partijdiscipline schikt. Toch nog een pluim voor Verheggen. Ze stelt niet dat de kandidaat zich zelf heeft terug getrokken. Had gekund. Maar wellicht won haar angst dat hij zich zou bedenken het.
Het valt te hopen dat de nieuwe bewindslieden met een open oog en oor kijken naar de ontstane situatie, al valt toch het meest te verwachten van de leden van coupe-plegende vakbonden. Dat iemand als Arjan van der Meij, docent en voorzitter vo-jury LOF van de OC, deze laatste functie om de gang van zaken neerlegt, spreekt boekdelen. René Kneyber, docent en columnist, acht het moment aangebroken om zijn lidmaatschap van de AOb op te zeggen. Ongetwijfeld zullen er nog veel volgen. Is dat goed. Nee. De OC kan een mooie rol vervullen. De bonden over het materiële, de OC over de inhoud, stelde beoogd voorzitter Jan van de Ven in het AD. Grappig dat Jacques Tichelaar (ook een van zijn voetstuk gevallen AOb-voorzitter) juist pleitte voor een bond die zich puur als materiële belangenvertegenwoordiger opstelt.
De nieuwe bewindspersonen krijgen een lastig dossier op hun bord. Lastig, omdat het bestaan van de OC wettelijk is vastgelegd, terwijl het draagvlak steeds kwestieuzer wordt. De beweegruimte is beperkt, behalve als het parlement ingrijpt. Eigenlijk valt het meest te verwachten van de leden die proberen de gestaalde bondskaders en de partijdiscipline te doorbreken. Zij zullen in ieder geval niet worden ”gedumpt op de vuilnishopen van de geschiedenis” om het op zijn communistisch te zeggen.
Jan Lepeltak
Hannes Minkema
“De OC kan een mooie rol vervullen.” Daar geloof ik niets van. De structuur van deze ‘coöperatie’ zit een potentieel mooie rol in de weg.
De OC bestaat nu een jaar of vijf en heeft in die tijd niets respectabels tot stand gebracht, dat evident in het belang is van goed onderwijs of van leraren. Wel heeft de OC intern ruzie gemaakt, een lid-organisatie het leven zo zuur gemaakt zodat deze wegliep, koppig een bij OCW geliefd register helpen invoeren waar onder leraren geen draagvlak voor bestaat, en diensten verleend aan een waanzinnig OCW-plan “Onderwijs2032” door schertsraadplegingen te organiseren met een vooraf vaststaande conclusie.
Bij haar aantreden veinsde de OC de node gevoelde leemte te vervullen van een ‘beroepsorganisatie’ van leraren. Maar de OC is geen beroepsorganisatie van leraren. Niet één leraar kan lid worden van de OC. Niet één leraar heeft actief of passief kiesrecht binnen de OC. De OC is een club van clubs, waarvan de bestuurders vrijwel nooit leraar zijn, en waarbinnen de invloed van clubleden uitermate schimmig is.
Zo werd een leraar Nederlands die lid is van Levende Talen op twee manieren vertegenwoordigd: het PVVVO (zijn vakverenigingsclub) zei in het bestuur bijvoorbeeld ‘ja’ tegen het register; en de FvOV (de aan de vakverenigingsclub gekoppelde vakbond) zei in het bestuur bijvoorbeeld ‘nee’ tegen het register. Stemmen die tegen elkaar wegvallen dus. Zijn collega van natuurkunde werd wegens zijn NVON-lidmaatschap alleen door het PVVVO vertegenwoordigd, die dus namens hem dat ‘ja’ liet klinken. Daarnaast is er de collega biologie, die geen lid is van een vakbond of vakvereniging, en wiens stem in de OC dus structureel wordt genegeerd.
Dan heb ik het nog niet eens over de BON-stem in het geheel. Noch over de manier waarop de lidorganisaties tot hun ‘ja’ of ‘nee’ komen. Zo vroeg de FvOV nooit om mijn mening t.a.v. Onderwijs2032, en zo kan de AOB écht niet hard maken dat hun leden voor het lerarenregister zijn.
Kortom, deze vertegenwoordiging is een zooitje. En een zooitje gaat never nooit ‘een mooie rol vervullen’. Laat staan dat die ooit met trots de eretitel ‘lerarenorganisatie’ mag dragen.