Didactiek, Docenten, KomenskyPost info, PO

Je moet leren luisteren

Door Johan de Wilde

Meesters die riepen dat je moest leren luisteren en synchroon aan je oren trokken, je vond ze vroeger overal. Ook de toeschouwers zouden een lesje leren als ze zagen hoe de oorschelpen van hun klasgenoten vergrootten. De boodschap is gebleven, de fysieke straf om de boodschap te  versterken gelukkig niet.

Dit blogbericht spit niet de sensatie van de lijfstraf maar het bevel zelf uit. Wat bedoelen leraren eigenlijk als ze zeggen dat kinderen moeten luisteren? Wat zegt het over hoe die leraren denken over kinderen?

Vraag 1: Wat is luisteren?

Het woordenboek geeft meerdere betekenissen aan. Twee ervan lijken me relevant: “(met aandacht) horen om iets te vernemen” en “gehoorzamen”. De eerste slaat op het bewust laten doordringen van auditieve boodschappen. De tweede betekenis voegt daar iets aan toe: de luisteraar moet ook doen wat gevraagd wordt.

Hoe duidelijk een boodschap ook moge zijn voor de kleuteronderwijzers, hij is dat daarom nog niet voor de kleuters, zelfs niet voor de kinderen die hun oren bewust en gericht open houden.

  • Soms betekent luisteren doen wat ik zeg. Dat is het geval wanneer de kleuteronderwijzer expliciet aangeeft dat de kleuter zijn boterhammen in de ene box moet leggen, het stuk fruit in de andere, zijn heen-en-weerschriftje bovenaan de stapel op de hoek van de lessenaar en vervolgens moet stilzitten in de kring. Gedetailleerde instructies correct uitvoeren is iets waar de goede luisteraar meestal toe in staat is.
  • Maar luisteren betekent vaker niet doen wat je weet dat je niet mag doen. Kinderen die verbodsbepalingen naleven moeten snappen wat taboe is: bijten, in plassen rollen, … en liefst zonder dat alle don’ts voortdurend herhaald moeten worden.

Dat laatste sluit naadloos aan bij wat ik eerder schreef over Pamela Druckermans opvoedingsboek Franse kinderen gooien niet met eten. Onze zuiderburen bieden hun kroost naar verluidt een pedagogisch kader met heldere grenzen van wat toelaatbaar is. Daarbinnen gunnen ze kinderen grote vrijheid. Dus, in plaats van alles te willen voorschrijven wat hun kinderen moeten doen, verkiezen Franse ouders het omgekeerde, ze verbieden wat ontoelaatbaar is in de concrete situatie. Goed opvoeden is volgens Druckerman niet zeggen hoe kinderen wel moeten spelen in een speeltuin, maar duidelijk maken dat alles kan behalve vechten met andere kinderen en weglopen.

Vraag 2: Kunnen kinderen eigenlijk wel luisteren?

Kinderen horen beter dan ik, maar of ze in staat zijn alle informatie te verwerken en ernaar te handelen is nog iets anders. Laat me vooreerst alle mogelijke beperkingen op vlak van gehoor, verstaanbaarheid en werkgeheugen buiten beschouwing laten. Zelfs op de logische vraag of het wel mogelijk is alle gewenst of ongewenst gedrag te beschrijven, ga ik liever niet te diep in. Ik stip gewoon aan dat het knap lastig moet zijn. Als je als ouder weet dat er in een parkje wel eens een verdwaalde drugsnaald in de zandbank ligt, kan je er iets over zeggen in gebiedende of verbiedende zin. Maar zelfs al doe je een inspectieronde, je kan nooit alles voorzien en preventief in gewenst of ongewenst gedrag vertalen. Elke ouder en leraar verwacht een grote mate van redelijkheid en reflectie van kinderen. We verwachten dus dat kinderen ons ook kunnen interpreteren. Hoe moeilijk dat is, vragen we best aan onze partner, een volwassene die vaak meer ervaring heeft met het luisteren naar onze boodschappen.

Als stap 1 voor het kind de volwassene horen is en hem interpreteren de tweede is, dan volgt er nog een derde. We veronderstellen dat het kind in staat is zijn gedrag in de juiste richting te sturen. De orentrekkende leraar was zeker van zijn stuk. Het kind dat de spreekwoordelijke rode lijn passeerde, trof schuld. Het werd hard aangepakt omdat het wist hoe het zich moest gedragen en toch bewust de regels aan zijn laars lapte. De harde leraar was met andere een believer in de vrije wil van de mens, zelfs van het kind.

Vraag 3: Is goed gedrag stellen een kwestie van willen?

Dat iedereen altijd zou weten hoe zich te gedragen is al kras als veronderstelling, maar aannemen dat iedereen er ook altijd bewust voor kan kiezen, is nog straffer. Wie zo denkt, ziet de mens als een superwezen. Praktische bezwaren overstijgen is dan nog onze minste zorg. De essentie van de kritiek op zo’n mensbeeld is dat het hem overschat. Het leren van kleuters en volwassenen is beperkt en zo is ook hun vrije wil. Let wel, daarom beweren we nog niet het tegenovergestelde, dat hun wil geen enkele invloed heeft op hun gedrag. Opgelet, wie zo redeneert kan nog heel verschillend denken over wat ons gedrag dan wel bepaalt. Er zijn er die voorstaan dat alle mensen gedetermineerd zijn, dat hun gedrag van bij hun geboorte genetisch vastligt. Anderen in die grote groep van ongelovigen in de vrije wil zien de mens eerder als speelbal van zijn driften.

Hoed af voor een reus

Het beste boek dat ik in 2018 las, was Robert Sapolsky’s Behave, een klepper van 800 pagina’s. Een complex boek over de al even ingewikkelde biologische natuur van ons gedrag en de grenzen aan zijn kneedbaarheid. Mocht het vertaald zijn, ik zou het verplichte lectuur durven noemen voor denkers die met mensen werken, terwijl Sapolsky niet eens de ambitie had een opvoedingsboek te schrijven. Wat hij wel deed, is de factoren beschrijven die kunnen aanzetten tot het beste en het slechtste menselijke gedrag of dat net belemmeren. Zijn insteek is bovendien hoogst origineel. Sapolsky legt gedrag uit door te analyseren wat eraan voorafging, zonder het daarom helemaal te verklaren. Hij gaat stelselmatig verder terug in de tijd. Wat gebeurt er in onze hersenen en spieren milliseconden voor we ons schuldig maken aan een genocide of een brandend gebouw binnendringen om er een onbekende uit te redden? Maar net zo goed bekijkt hij wat er doorheen de eeuwen in ons menselijk DNA en onze culturele gebruiken is geslopen dat de kans verhoogt dat we dat meest verderfelijke of nobele gedrag stellen. Hopelijk zetten de ideeën die ik hieronder overneem enkele mensen aan tot het lezen het boek zelf dat duizend keer rijker is dan dit blogbericht.

Genen en omgeving perken onze vrije wil in

Goede lezers zullen in Behave een optimistische boodschap lezen. Uiteraard spelen onze genen een rol. Combinaties van genen kunnen ons gevoeliger maken voor prikkels dan andere mensen. Het feit dat gedrag vertrouwd is in een bepaalde familie of cultuur speelt ook een rol. Een appel grijpen ligt veel meer voor de hand als er om 10 uur standaard een fruitmoment is, dan als er nergens in de klas of thuis een stuk fruit te vinden is of er nooit fruit gegeten wordt. Maar ook stress, angst, socio-economische status, de mate waarin we ons graag gezien voelen en ons slaappatroon hebben een sturende rol in ons gedrag. Je ziet het ook thuis als je als ouder of grootouder een oververmoeid kind in bed wil krijgen. Ook dat is de aard van ons beestje.

Toch ligt niet alles vast

De lijst van factoren die ons gevoeliger, kwetsbaarder en meer of minder geneigd maken het goede of het slechte te doen is eindeloos. Maar mensen kunnen weerbaarheid tonen, individuele en collectieve levens een andere wending geven, onverwachte -of onwaarschijnlijke- keuzes maken. We mogen dan van nature in termen van wij en zij denken, de categorieën zijn niet in steen gebeiteld. Je kan kinderen op school leren dat huidskleur en geloof belangrijk zijn, maar ze kunnen net zo goed leren dat ze irrelevant zijn voor het spelen in de bouwhoek. Wie schreef ook alweer op Kleutergewijs dat je als kind gauw leert dat je geslacht belangrijk is op school als je elke morgen begroet wordt met “goedemorgen jongens en meisjes”? Kinderen kunnen het gegeven samen in de klas van juf Amina zitten en niet in die van meester Tommy wel een reden vinden om samen in de zandbak te gaan spelen en thuis dezelfde taal spreken niet.

De mens is een raar beestje. Aan ons om er goed mee om te gaan. Hoe kunnen we onze klas nog beter organiseren om het goede gedrag waarschijnlijker te maken en storend gedrag minder voor de hand liggend? Je denkt ongetwijfeld aan meer dan een bewegingstussendoortje of voldoende ruimte in de kring.

An apple a day, keeps the doctor away

Grenzen aan onze vrije wil werken vaak ook in ons voordeel. Wie goede gewoonten aangeleerd heeft, zal buiten zijn vrije wil om sporten en zich behulpzaam opstellen. Meer nog, echte helden… denken zelden. Als alle burgers die Joden onderdak verleenden tijdens WO II of in ijskoud water sprongen om onbekenden van de verdrinkingsdood te redden twee keer zouden nagedacht hebben, dan stelden ze wellicht hun heldendaad niet. Zij vinden het gewoon, vanzelfsprekend wat ze deden of doen. Ik stond er niet bij stil. Dat doe je toch gewoon, niet?

Kweek jij mee helden die zichzelf alles behalve helden voelen? Vorm jij kleuters voor wie een klasgenootje troosten de normaalste zaak van de wereld is en vals spelen tijdens een spel iets is dat niet eens in hun hoofd opkomt, zo niet een impuls die ze makkelijk kunnen controleren?

Op het blogcollectief OnderzoekOnderwijs staat een meer uitgebreide versie van deze tekst waarin ik meer inga op factoren die volgens Sapolsky ons gedrag bepalen. Je vindt er ook meer voorbeelden, zowel van hem als van mij.

portret-3-2Johan De Wilde, is pedagoog en lerarenopleider bij de Odisee hogeschool in België. Hij was lang opleidingshoofd kleuteronderwijs en werkte daarvoor o.a. voor UNESCO in Ecuador en tal van NGO’s in binnen- en buitenland. Johan trekt zich in het bijzonder de situatie van startende leraren aan.

Literatuur:
Druckerman, Pamela (2012) Franse kinderen gooien niet met eten. Balans – Amsterdam.

Sapolsky, Robert M. (2017)  Behave. Penguin – London.

Geef een reactie

2 + 7 =

Translate »