Beleid, Kwaliteit, PO, professionaliseren, VO

Verander de eindtoets niet, maar verbeter proces totstandkoming schooladvies

Het is weer zomertijd. Het schooljaar vordert. In het primair onderwijs worden leerlingen al een beetje zenuwachtig. Welke rol krijg ik in de afscheidsmusical? Met wie lig ik op een kamer tijdens het laatste schoolkamp? Worden we kampioen van het schoolvoetbaltoernooi dit jaar? Bij wie kom ik volgend schooljaar in de klas? O ja, en dan is er ook nog de eindtoets.

Daar maken vooral beleidsmakers en mogelijk wat ouders zich weer druk over. Deze week publiceerde het Centraal Planbureau, u weet wel, een belangwekkend adviesinstituut op onderwijsgebied, een rapport getiteld: ‘Eindtoets draagt bij aan beter passend schooladvies’. Trouw vulde direct de voorpagina met een van de conclusies van het rapport:

eindtoets

Daar gaan we weer. Wat een timing. Het lijkt de zwartepietendiscussie wel. Vlak voordat over twee weken de Cito-eindtoets wordt afgenomen poken we de publieke opinie maar weer eens even op om de advisering ten aanzien van de overgang naar het voortgezet onderwijs te verbeteren. Want bovenaan in de samenvatting van het rapport staat te lezen:

De eindtoets zou een grotere rol moeten spelen bij de overgang naar de middelbare school, maar daarvoor is een betere vergelijkbaarheid van de toetsadviezen noodzakelijk. Basisscholen gebruiken de eindtoets bij de overgang naar de middelbare school en de Inspectie voor het Onderwijs gebruikt de eindtoets bij de beoordeling van leerresultaten van scholen. Voor beide toepassingen functioneert de eindtoets momenteel niet optimaal om verschillende redenen. Allereerst zijn er meerdere eindtoetsen die toetsadviezen geven die niet vergelijkbaar zijn. Daarnaast beïnvloedt de eindtoets het schooladvies nu slechts bij een klein deel van de leerlingen, terwijl een combinatie van school- en toetsadvies minder wisselingen van niveau op de middelbare school lijkt op te leveren.’

Ik zal niet bestrijden dat de advisering vanuit het primair onderwijs niet optimaal is en dus voor verbetering vatbaar is. Het is volgens mij echter zeer de vraag of het vergroten van het belang van de eindtoets daarvoor de kern van het verbeterplan moet zijn. In het rapport van het CPB wordt gemeld dat er systematische verschillen bestaan tussen schooladvies en eindtoetsscore. Kinderen die een hogere score voor de eindtoets behaalden dan het schooladvies hebben het recht op een bijstelling van hun schooladvies. Volgens onderzoek heeft bijstelling minder plaats bij kinderenvan laagopgeleide ouders of van ouders met een laag inkomen. Deze kinderen hebben volgens het rapport vaker recht op een heroverweging van hun schooladvies. Het ‘bijstelrecht’ betreft 14% van de leerlingen en van hen wordt bij één derde het schooladvies daadwerkelijk bijgesteld. Leerlingen waarvan het schooladvies had kunnen worden bijgesteld, maar waarbij dit niet is gebeurd, blijken voor ongeveer een derde deel in de derde klas van het VO van niveau te zijn veranderd; merendeels ging het dan om een verhoging van het niveau. Ook opmerkelijk is dat ‘kinderen met een migratieachtergrond een grotere kans op een bijstelling hebben, gegeven dat ze recht hebben op een heroverweging. Hetzelfde geldt voor kinderen van ouders met een hoger inkomen. Kinderen van ouders met een laag opleidingsniveau hebben daarentegen een lagere kans op een bijstelling.’, aldus het rapport.

Onderbouwde gegevens die aangeven dat het proces van opstellen van het schooladvies zeker voor verbetering vatbaar is. Waar echter aan wordt voorbijgegaan is, dat er al jaren sprake is van verandering van schoolniveau (bijvoorbeeld van vmbo-t naar havo) van leerlingen die het VO zijn binnengekomen met een bepaald advies. Al die tijd is er discussie geweest over de wijze waarop de school van primair onderwijs haar leerlingen zo goed mogelijk wist in te schatten voor een juiste aansluiting op het voortgezet onderwijs. In belang van het kind was het uitgangspunt de leerling door te laten stromen op een ‘passende’ vervolgstroom.

Jaren geleden was daarbij het advies van ‘het hoofd der school’ leidend. Dat daarbij, onder andere vanwege sociale vooroordelen, onjuiste adviezen werden gegeven kan niemand ontkennen. Eind jaren negentig werd de rol van het schoolhoofd in het adviseringsproces gedelegeerd aan de leerkracht van groep 8. Scholen van voortgezet onderwijs, geconfronteerd met groeiende afstroom van leerlingen, maakten zich ook meer zorgen om het adviseringsproces. VO-scholen werden op die afstroom afgerekend en wilden afstroom zoveel mogelijk voorkomen. Ook vanwege de hiermee gepaard gaande inhouding van vergoeding beslisten beleidsmakers uiteindelijk dat de (Cito-)eindtoets een doorslaggevende rol kreeg.

In het primair onderwijs is de laatste twintig jaar enorm gewerkt aan het verfijnen van het leerlingvolgsysteem(lvs). Leerkrachten moeten rond januari en juni hun leerlingen toetsen en de scores daarvan vastleggen. Zo ontstaat voor iedere leerling een beschrijving in gemeten data die aangeeft hoe de leerling zich op allerlei leergebieden ontwikkelt. Deze ontwikkeling moet de leerkracht analyseren, daarop de leerdoelen en leerstof van de leerling eventueel aanpassen en dit ook met de ouders bespreken. Bij die bespreking komt ook het leergedrag van het kind ter sprake en wordt dit in veel gevallen met de oudere kinderen ook persoonlijk besproken. Daarbij worden dan ook korte termijndoelen gesteld, die uiterlijk een half jaar later weer worden getoetst en heroverwogen. Dit alles moet ook nauwgezet geadministreerd worden en met de ouders gedeeld.

Ook moet de schoolleiding de resultaten van haar of zijn school monitoren en eventueel acties ondernemen om de resultaten te verbeteren. Deze resultaten en acties moet de schoolleiding weer verantwoorden aan schoolbestuur en inspectie.

Zo moet er gedurende de acht jaar in het primair onderwijs een gedetailleerd beeld van elke leerling ontstaan, eventueel daarnaast vastgelegd in een (transparant) portfolio van de ontwikkeling en de mogelijkheden van het kind. In het begin van het laatste jaar in het primair onderwijs moet er in het overleg tussen ouders, leerkracht en leerling al een tamelijk helder beeld bestaan van de stap die aan het eind van dat schooljaar gezet gaat worden.

Die steeds nauwkeuriger beschrijving en analyse van de ontwikkeling van de leerling leidde er enige jaren geleden toe dat het schooladvies het leidende advies werd voor de plaatsing van de leerling in een bepaald niveau in het VO. De eindtoets maakte eventueel bijstelling ‘omhoog’ mogelijk. Dat er bij het opstellen van het schooladvies socio-economische ruis oorzaak is van te lage adviezen bij groepen leerlingen is zeker een kwalijke zaak. Daar moet actie op worden ondernomen. Er mag van hbo-opgeleide werkers in het primair onderwijs verwacht worden dat zij die ruis volledig wegfilteren. Training/scholing rond het adviseringsproces moet het opstellen van het advies verbeteren.

“Opstellen advies niet door één persoon

Ook moet voorkomen worden dat het opstellen van het schooladvies door één persoon wordt gedaan. Ik pleit ervoor dat al in het voorlaatste schooljaar bij de overdracht van de leerlingen naar de leerkracht van het laatste leerjaar men voor elke leerling in een overleg bestaand uit schoolleider, intern begeleider en de leerkrachten van de eindgroep en die van het jaar daaraan voorafgaand, samen een voorlopig schooladvies per leerling vaststelt. Rond november van het laatste jaar komt dezelfde overleggroep bijeen om het advies op te stellen dat aan ouders en leerling wordt meegedeeld. In bijzondere gevallen kunnen toetsresultaten van de M-toets van januari nog invloed hebben op dit advies. Over het advies moet consensus bestaan met de ouders van de leerling. Zij weten hoe het advies is onderbouwd en hoe het tot stand is gekomen.

Ouders van leerlingen willen natuurlijk het beste voor hun kind. Maar wat is ‘het beste’? Is dat een zo ‘hoog’ mogelijk schooladvies? Lokaal hechten ouders daaraan, omdat het statusbevestigend is. Daarbij wordt het belang van het kind wel eens vergeten. Het best bij hun kind passende onderwijs, het (op basis van het lvs onderbouwde) haalbare onderwijsniveau dat hun kind met succes zou moeten kunnen volgen, is in hun ogen soms te ‘laag’. De gebruikte termen hoog en laag zijn ook schuldig aan deze stigmatisering. ‘Passend’ is dan ondergeschikt. Het grootste breekpunt voor een substantieel deel van ouders (en leerlingen?) is: liever havo dan vmbo! Veel leerkrachten in het primair onderwijs hebben gesprekken over het schooladvies in dat geval ervaren als  ‘onderhandelingen’ waarbij ouders soms zelfs bedreigende uitspraken doen. Uiterst onverkwikkelijk en niet in het belang van de leerling.

Een niet onderhandelbaar schooladvies, tot stand gekomen in een professionele sfeer, moet zulke vervelende gesprekken voorkomen. Transparantie en goede verslaglegging van gesprekken met ouders gedurende de hele basisschooltijd helpen hierbij. Verander niet de functie van de eindtoets, maar verbeter het professionele proces van de totstandkoming van het schooladvies.

Gerard Wegman is redacteur van KomenskyPost en ruim 35 jaar leraar basisonderwijs

  1. Ik heb een hoop kunnen leren van je blog, dank je wel!

  2. Peter van der Sluijs

    Kwalijke rol van Inspectie . Scholen waken ervoor leerlingen te moeten laten afstromen vanwege minnetjes bij Inspectie en een negatieve vermelding in allerlei krantenonderzoekjes.
    Als het Vo leerlingen een kans kan geven zonder voortdurend bang te moeten zijn voor bovenstaande zal het zeker bijdragen aan uiteindelijk beter passende opleidingen voor leerlingen

  3. Juist, iemand die het begrijpt!

  4. Gerard Wegman

    Deze maand publiceerden Kimberley Lek en Rens van de Schoot in het vaktijdschrift De Psycholoog een verhelderend artikel over de juistheid van het advies gegeven door de docent en het advies afkomstig van de centrale eindtoets.

    Aan het slot van dit goed gedocumenteerde en prettig leesbare onderzoeksverslag concluderen zij:

    “Om optimaal gebruik te maken van beide adviezen, stellen wij daarom voor het docentadvies en Centrale eindtoetsadvies te combineren. Zo worden leerlingen niet afgerekend op een enkel toetsresultaat, maar zijn zij ook niet te sterk afhankelijk van het oordeel van een docent. Een praktische oplossing is het stimuleren van meervoudige adviezen die docentadvies én Centrale eindtoetsadvies behelsen.”

    Zowel in het artikel van Lek en van de Schoot, als in het rapport van het CPB is nergens beschreven hoe de kwaliteit van het schooladvies/advies van de docent verbeterd kan worden. Zie daarvoor mijn artikel hierboven in KomenskyPost.

Geef een reactie op Reactie annuleren

+ 81 = 89

Translate »