Hans Duijvestijn
In de Volkskrant van 24 november schreef Sander Schimmelpenninck een column “Onze deeltijddecadentie is het ultieme Nederlandse taboe”. Zijn stelling is dat alle tekorten in zorg en onderwijs op slag zouden verdwijnen als alle vrouwen een uur meer zouden gaan werken. Dat is een stevige uitspraak die erom vraagt om eens goed onderzocht te worden.
We kunnen bij DUO de aantallen leraren in het po vinden en ook het aantal voltijd banen dat zij vervullen. In 2018 waren er bijna 128.000 leraren in dienst. Gezamenlijk vulden zij bijna 93.000 voltijd banen. Gemiddeld hebben leraren in het basisonderwijs dus een baan van 0,73 fte oftewel 26 uur per week. Het verschil tussen mannen en vrouwen is groot. Mannen hebben gemiddeld een baan van 0,89 fte terwijl de vrouwen op 0,70 zitten. Omdat er maar 13% mannen in het basisonderwijs werken hebben ze weinig invloed op het gemiddelde. Als ze allemaal een uur per week meer zouden gaan werken dan levert dat ruim 3.500 fte op. Zou daarmee het lerarentekort zijn opgelost? Cijfers over het tekort aan leraren worden niet centraal bijgehouden. Er is dus geen betrouwbare instantie die bijhoudt hoeveel vacatures er zijn, maar de meeste bronnen melden dat het er eerder honderden dan duizenden zijn. Bovendien meldt het UWV dat er nog voldoende werkzoekende leraren zouden zijn.
Wie de discussie over het lerarentekort een beetje gevolgd heeft, zal opmerken dat het lerarentekort vooral in de randstad speelt en veel minder of helemaal niet in de krimpgebieden aan de rand van het land. Kijken we naar de vier grote steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht dan blijkt daar de deeltijdfactor wat hoger te liggen dan in de rest van het land. Het gemiddelde is in de grote steden 0,77 wat neerkomt op 27,8 uur per week. Opvallend is dat mannen hier wat minder uren werken dan landelijk, terwijl de vrouwen juist meer uren maken. Maar als we de cijfers met 2011 vergelijken dan zien we dat zowel de vrouwen als de mannen minder uren zijn gaan werken. Als alle leraren in de grote steden evenveel uren zouden gaan werken als ze in 2011 deden dan zou dat hetzelfde effect hebben als 256 voltijd werkende leraren extra.
De conclusie dringt zich op dat er niet echt een lerarentekort is, maar dat leraren er voor kiezen om minder te werken. Heeft Sander Schimmelpenninck gelijk en is het onze deeltijddecadentie die zorgt voor een tekort aan leraren? Dan is het wel gek dat juist mannen de afgelopen jaren minder zijn gaan werken. Het gat is nog wel groot, maar de tendens roept wel vragen op.
Sinds 2011 zijn er ongeveer 7.000 leraren uit het basisonderwijs verdwenen. Dat was volgens de schoolbesturen toen noodzakelijk vanwege de krimp, maar in “Een bodemloze put” (2016) heb ik aangetoond dat er meer leraren verdwenen dan op basis van de leerlingaantallen noodzakelijk was. Daar betalen schoolbesturen nu de prijs voor. Ze hebben de werkdruk verhoogd door meer leraren te ontslaan dan nodig. Vervolgens zijn de leraren minder (betaalde) uren gaan werken, waardoor de ervaren werkdruk echt niet afneemt.
Een probleem dat in de loop van jaren is ontstaan kan je niet van de ene op de andere dag oplossen. Schoolbesturen zullen zich moeten realiseren dat er geen leraren meer zijn die elke ochtend bij de telefoon zitten in de hoop dat ze een keer mogen invallen. Een pool van leraren die kunnen invallen zullen ze zelf moeten opbouwen en ook betalen. Schoolbesturen moeten ophouden de formatie te berekenen op twee cijfers achter de komma waardoor de crisis bij een griepgolfje zit ingebakken. Zet maar 5% op de berekende formatie dan daalt de werkdruk ook merkbaar. Geef die uren aan de zittende leraren zolang er geen andere te vinden zijn.
Hans Duijvestijn
is econometrist en gepensioneerd
Lia van Meegen
Bij ons (maar ook bij mijn collegabestuurders in het PO) hebben wij inderdaad een invallerspool van minimaal 6%. Dat is al jaren zo. Niets nieuws dus.
Hans Duijvestijn
De bedoeling is juist dat meer gewerkte uren betaald worden. De werkdruk kan alleen omlaag als voor hetzelfde werk meer uren beschikbaar komen.
Paul Jansen
Het is de vraag of er niet meer burn-outs en andere ziekte-uitval zal zijn als parttimers meer gaan werken. In het bijzonder in het westen zijn het zware banen in het onderwijs. Bovendien is bekend dat parttimers meer uren maken dan waarvoor ze zijn aangesteld. De werkelijkheid van een baan in het onderwijs is heel wat complexer dan een paar simpele rekensommetjes doen vermoeden.