Jan Lepeltak
Maandag 30 november start de VPRO met een documentaire serie over kansenongelijkeid. De kernvraag is of het scholen wel lukt elk kind een kans te geven? Onder de titel ‘Klassen’ volgen Ester Gould en Sarah Sylbing een aantal leerlingen, ouders en leerkrachten van scholen in Amsterdam Noord. Gould en Sylbing maakten in het verleden de schitterende en veel bekroonde serie over schulden en schuldsanering, dus de verwachtingen zijn hooggespannen.
Hoe zit het met de kansenongelijkheid in ons onderwijs? Begin van dit jaar werd nog enkele weken voor de Coronacrisis een conferentie* rond dit thema georganiseerd. Daar leken de meningen enigszins verdeeld. De ongelijkheid is gestabiliseerd, stelde dagvoorzitter Daverschot tijdens de conferentie. De kansenongelijkheid in het onderwijs is juist weer gegroeid, gaf hoogleraar en onderwijsinspecteur Inge de Wolf aan. Hoe dan ook, de kloof in onderwijskansen is onaanvaardbaar groot.
Monique Volman, hoogleraar en lid van de onderwijsraad, presenteerde de resultaten van het boekje Werk maken van gelijke kansen waarvan zij medeauteur is en dat alle bezoekers gratis ontvingen. Zij gaf een mooi en veelzeggend overzicht van 50 jaar werken aan verbetering van de onderwijskansen. De resultaten zijn weinig indrukwekkend.
Het begon met het onderzoek van de socioloog van Heek eind jaren ’60 in het Enschede van de vorige eeuw. Hij werd bekend met zijn publicatie Het verborgen talent: milieu, schoolkeuze en schoolgeschiktheid. De sociaal-geëngageerde Van Heek was een zoon van de bekende gelijknamige textielfabrikant uit Enschede. Van Heek wees op de grote ongelijkheid in onderwijskansen van kinderen uit arbeidersmilieus. Het waren Co van Calcar en Sibe Soutendijk die in Amsterdam in het begin van de jaren ’70 een actieprogramma opstelden en daarbij de Noodadviesdienst in het leven riepen. Ze waren onder andere actief in de Kinkerbuurt waar zij met studenten (waaronder schrijver dezes) ouders en leerkrachten aan taalstimulering deden.
Taalachterstand of taalverschil
In die tijd speelde ook de zogenoemde deprivatie- en differentiatiediscussie. Spreken kinderen uit de sociaal armere milieus een taal die minder is in termen van zinsbouw en woordenschat dan die van de middenklasse of is er sprake van een verschil. Linguïsten als Labov (grondlegger van de sociolinguïstiek) zaten meer op de lijn van de differentiatie. De positie van Bernstein (onderwijssocioloog) is nooit helemaal duidelijk, al waren aanhangers van hem vooral in het kamp van de deprivatie te vinden. Overigens blijken beide opvattingen in de praktijk elkaar minder te ontlopen. Bernstein, ooit door taalkundigen verketterd, lijkt in ere hersteld. Het was de tijdgeest die de discussie en de emoties soms hoog deden oplopen, omdat er in de VS ook raciale elementen een rol speelden als het ging om het de ‘negervariant’ van het standaard Engels. Men spreekt nu ook liever over taalcodes die in de verschillende sociale milieus worden gesproken, waarbij de codes van de thuistaal vaak erg verschillen van de schooltaal. Dat heeft consequenties voor het onderwijs op scholen met veel kansarme leerlingen, waar in circa 20% van de scholen is ongeveer de helft van de leerlingen laaggeletterd is. Inmiddels blijkt in ons land dat van de 15-jarigen bijna een kwart van de leerlingen laaggeletterd is.
‘Scholen met een uitdagende populatie’
Op de conferentie werd voor dit soort scholen een bijna Newspeak-achtige eufemisme geïntroduceerd: ‘scholen met een uitdagende populatie.’ Problemen worden uitdagingen, maar uitdaging of niet, het lerarentekort is op deze scholen het grootst.
Het belang van taalonderwijs in het bestrijden van de kansenongelijkheid is onomstreden. Maar hoe pak je dat aan? Monique Volman gaf in haar lezing aan dat het opnieuw uitvinden van het wiel helemaal niet erg is. Blijf roeien, desnoods tegen de stroom in.
Inge de Wolf benadrukte dat uit onderzoekt blijkt dat het indelen van leerlingen in niveaugroepen funest is voor het zelfbeeld van leerlingen. Velen kennen nog de klas waarin ze zaten met voorin een groepje van de slimmerds, voorbestemd voor hbs of havo/vwo. En achteraan de dommerds die naar de ambachtsschool mochten. Steeds vaker hoort men dat het beslismoment voor vervolgonderwijs in Nederland op te jonge leeftijd komt. De Amsterdamse onderwijswethouder Marjolein Moorman is een fervent voorstander van het verschuiven van het moment voor schoolkeuze.
Het kan anders. Zet groepen bij elkaar. Probeer aan te sluiten bij de context waarin deze groep leerlingen leeft. Gebruik de kennis uit hun omgeving. ‘Connect homes with the classroom’, stelt onderzoeker Luis C. Moll (ed.) in zijn Funds of knowledge. Theorizing Practices in Households, Communities ans Classrooms uit 2005.
Onderwijs moet voor de leerling volgens de Wolf onderzoekend, activerend en betekenisvol zijn.
Ook dyslexie- en leesexpert en oud-hoogleraar orthopedagogiek Aryan van der Leij (niet aanwezig op de conferentie) benadrukte op ResearchEd2020* het belang van wat wel ‘diep lezen’ wordt genoemd. Het geconcentreerd lezen van langere teksten of boeken, waarbij verbanden worden gelegd, de tekst wordt ingebeeld en er analyse en kritische beschouwing plaatsvindt.
Het is al vaker gezegd: uitsluitende puur leesplezier stimuleren heeft voor deze groep geen zin. Je stimuleert geen fietsplezier of zwemplezier als je niet eerst kunt fietsen of zwemmen.
*Dit artikel is mede gebaseerd op ons verslag van deze conferenties zie https://komenskypost.nl/?p=5464
Geef een reactie