Tien reflecties bij het wetsvoorstel voor de opsplitsing van de lerarenopleiding van over de landsgrens
Johan De Wilde
Als Belg om je mening gevraagd worden over een Nederlands wetvoorstel voelt raar aan. In het Vlaamse onderwijs kijken we ongetwijfeld vaker naar het Noorden dan Nederlanders naar het Zuiden. Toch ligt de vraag naar een Vlaamse blik voor de hand. Wat het kabinet voorstelt stemt min of meer overeen met de realiteit zoals wij die hier al sinds mensenheugenis kennen. Voor een goed begrip geef ik twee belangrijke verschilpunten mee. Ten eerste, de opleidingen tot kleuteronderwijzer en die tot leraar onderwijzer duren 3 jaar bij ons in plaats van 4 bij jullie. Twee, de Vlaamse arbeidsmarkt voor afgestudeerde kleuteronderwijzers is in verhouding groter, omdat de kleuterschool zich richt op de 2,5 tot 6 jarigen. Wat jullie Groep 1 en 2 noemen zijn voor ons enkel de ‘oudste kleuters’. Verwacht van mij geen oordeel. Daarvoor ken ik de probleemsituatie te weinig. Maar ik hoop dat mijn reflecties jullie debat in Nederland kunnen verrijken.
- 1 De relativiteit van inzetbaarheid
“De goede kogelstoter zal vaak anderen moeten voorlaten op de loopnummers”
Ik lees zowel in het voorstel als in de commentaren erop vragen bij de inzetbaarheid van leraren die in hun opleiding voor ofwel de jongste ofwel de oudste kinderen zouden kiezen in plaats van voor alle kinderen van het basisonderwijs. Dat is logisch. Trouwens, sommige leraren kleuteronderwijs in Vlaanderen die geen werk vonden of de deeltijdse en onzekere jobs of opdrachten ver van huis beu waren, studeerden een jaar bij om met het extra diploma ook in het lager onderwijs aan de slag te kunnen. Ik vermoed dat de aantallen zullen afnemen omdat het lerarentekort steeds algemener wordt. Maar hoe logisch en terecht de zorgen over de beperkte inzetbaarheid ook zijn, Nederland moet zich net zo goed de vraag stellen hoe goed gevormd de breed inzetbaren wel zijn. Het is niet omdat iemand als 10-kamper of 8-kamper opgeleid is, dat hij in alle disciplines of klassen uitblinkt. De goede kogelstoter zal vaak anderen moeten voorlaten op de loopnummers. En directeur werft beter iemand aan voor de kleinsten die echt warmloopt voor kleuteronderwijs en de didactiek ervan in de vingers heeft dan iemand anders die in geval van nood beter kan inspringen voor een zieke collega in groep 8. Bovendien kunnen ook Nederlandse peuterspeelzalen misschien wel een goed opgeleide kleuteronderwijzer gebruiken.
- 2 Is er iets specifiek aan kleuteronderwijs en aan lager onderwijs?
Elke grens is tot op zekere hoogte arbitrair, maar leraar zijn van kinderen die nog niet kunnen lezen en schrijven en aan wie dat ook nog niet gevraagd wordt, is toch iets anders dan aan wie net dat aanleert of daarop verder bouwt. Aan een kleuter vraag je niet om een opstel te schrijven na een klasuitstap of om iets op te zoeken in een boek of op een website. Goed kleuteronderwijs combineert individueel werk, simultane hoeken en activiteiten met de hele groep. Dat organiseren is uitdagend en levert veel onverwachte situaties op. Die zinvol begeleiden vergt inzicht en improvisatie. Kleuteronderwijs is wellicht het meest uitdagend op vlak van interactievaardigheden. Hoe minder helder kinderen hun denken kunnen verwoorden, hoe beter de leraar moet luisteren en vragen en bijvragen moet stellen. Als geen andere leraar doet de kleuteronderwijzer moeite om in het hoofd van kinderen te kijken en hen van daar mee te nemen naar de leerdoelen. Doelen bijstellen en differentiëren is nodig. In groep 8 hebben de oudste kinderen in principe nagenoeg 10% meer levenservaring dan de jongste in de klas, in groep 1 loopt dat verschil op tot boven de 20%.
- 3 Inzetbaarheid anders bekeken
Punten 1 en 2 gaan dus over kwaliteit van leraren en de kwaliteit van onderwijs die ze bieden. Het lijkt erop op dat dat thema ogenschijnlijk ook in Nederland even naar de achtergrond schuift als jullie het lerarentekort willen aanpakken. De dossiers zijn nochtans met elkaar verweven. Om het hoofd te bieden aan het geheel van onderwijsuitdagingen is een coherent beleid nodig. Ons breed gedragen manifest van de startende leraar vroeg daar ook naar. Het blijft een nagel om op te slaan in Vlaanderen. Minister Weyts spreekt om de haverklap over het belang van het opkrikken van de onderwijskwaliteit en net iets minder over ‘voldoende mensen voor de klas krijgen’ en over ‘helpende handen in de klas’ als het specifiek over kleuteronderwijs gaat. Maar voldoende oppassers voor de klas ledigen enkel de tweede nood. Wat we aan weerzijden van de grens nodig hebben zijn pedagogisch en didactisch opgeleiden die vanuit hun gedrevenheid kansen zoeken en krijgen om zich individueel en als team levenslang verder te professionaliseren.
- 4 De mannen, ons onderwijs ziet ze graag
Werden maar alle minderheden zo op handen gedragen. Enfin, een verplichte stage in groep 1 en 2 zou veel Nederlandse mannen afschrikken en zelfs tegenhouden om zich in een PABO in te schrijven. Het zou goed kunnen. Volgens de officiële statistieken zijn slechts 3% van de kleuteronderwijzers in Vlaanderen mannen. Maar -en dat relativeert het argument- in de lagere school bedraagt het mannelijke deel ook maar om en bij de 18%. Verwacht dus niet teveel heil van de maatregel. Het zou goed zijn zich de vraag te stellen wie jullie nog extra hopen aan te trekken voor de twee afzonderlijke opleidingen en wie je zou kunnen dreigen te verliezen. Het gevaar bestaat dat de perceptie zal ontstaan dat leraar kleuteronderwijs makkelijker is. In Vlaanderen geven kleuteronderwijzers bijvoorbeeld geen Frans en de moeilijkste wiskundevraagstukken van het einde van de basisschool hoeven ze niet te kunnen oplossen, laat staan leerlingen aan te leren dat autonoom te doen. Ook bij jullie zullen logischerwijs wat lastigere inhouden sneuvelen. Zet daar vroeg en luid genoeg het verhaal van de interactievaardigheden tegenover. Een goede kleuteronderwijzer werkt ook vaker thematisch en is terecht ook wat meer een curriculumontwikkelaar. Vermijd als systeem dat je mensen aantrekt die kinderen gewoon lief vinden en ze bovenal willen verzorgen, mensen dus die eigenlijk geen leraar willen zijn.
- 5 Opleidingen splitsen en toch oog hebben voor de doorgaande lijn
Ik lees dat er ook gedacht wordt aan opleidingen met een gemeenschappelijk startjaar. Ook dat klinkt vertrouwd. In de opleidingsteams voor kleuteronderwijs en lager onderwijs bij Odisee in Aalst waren er ook voorstanders van die denkpiste. Dat we het nooit hebben doorgevoerd, zelfs geen gezamenlijk startsemester, had onder andere te maken met het feit dat de studenten die we erover consulteerden ronduit tegen waren. Ze gaven aan specifiek voor de ene of de andere studie gekozen te hebben. Verbazen deed me dat niet. Jarenlang organiseerden we immers vroeg in het academiejaar observatiedagen in basisscholen met zowel klassen voor kleuters als voor lagere schoolkinderen. Gemixte studentengroepen kwamen in de twee contexten. Tijdens de reflecties nadien zei nagenoeg iedereen of letterlijk iedereen dat hij zijn studiekeuze bevestigd had gezien.
Dat neemt niet weg dat ‘de doorgaande lijn’ van de peuterklas tot het zesde leerjaar voor het gros van de lerarenopleiders een zorg is en blijft. Een taaldocent kleuteronderwijs wil dat de studenten ook enigszins weten hoe de leraren in het eerste leerjaar (groep 3) de fakkel overnemen. Omgekeerd willen de collega’s in de opleiding lager onderwijs dat hun studenten de leerlingen in het eerste leerjaar niet als een blanco blad bekijken. Ze moeten besef hebben van wat er in de kleuterschool gebeurde en hoe de leerling zich heeft ontwikkeld voor hij de lagere school binnenwandelde. Een gezamenlijke start lijkt een plausibel antwoord op de uitdaging van de doorgaande lijn. Maar in de Vlaamse context botst het op de vroege identificatie van studenten met het leraarschap op een specifiek niveau.
- 6 Samen school maken
Beter lijkt mij om verschillende zinvolle raakpunten tussen de opleidingen te zoeken en te cultiveren. Later zullen leraren van de jongste en de oudste kinderen wel samen school maken. Ze zullen allemaal met zorg en met ouders te maken hebben, samen een taalbeleid uitwerken. Nee, ik haal het tienkampersideaal niet via de achterdeur terug binnen. Laten we de sprinters en de krachtpatsers goed vormen in hun disciplines en leren samenwerken in de atletiekclub. In de eigen hogeschool bestaan er meerdere van die punten van contact en samenwerking en ze nemen toe naarmate de studenten vorderen in hun opleiding. Bij schoolbeleidsvraagstukken botsen ze wel eens op de beroepsidentiteit en de vanzelfsprekendheden van elkaar, maar ze leren ook dialogeren vanuit hun expertise en elkaars denken te verrijken.
- 7 Komt er een volgende stap?
Leraren basisonderwijs verdienen in Vlaanderen evenveel. Dat is meer dan louter van symbolisch belang. Als Nederland zijn kwaliteitsmaatstaven hoog wil houden en de professionals blijvend goed wil laten samenwerken, doet het er goed aan daar aan vast te houden. Het gevaar is reëel dat het aanzien van leraren kleuteronderwijs anders zal zakken. Dat zou kunnen leiden tot een verminderde instroom daar of tot een instroom van minder geschikte of gemotiveerde jongeren en uiteraard ook tot een kwaliteitsverlies.
- 8 Of naar een driejarige opleiding?
Ik kan niet in de hoofden van jullie politici kijken maar veel onderwijsbeslissingen zijn ook budgettair ingegeven. Wat ook gebeurt, is dat de operationele invulling een in se onderwijskundige beslissing later in het proces fundamenteel verandert. Jullie kunnen beter oordelen of dit de deur openzet voor een beslissing om de opleiding te verkorten tot 3 jaar, tenzij jullie natuurlijk onze situatie verkieslijk vinden. Zelf zou ik daar niet per definitie tegen zijn als tegelijk de mogelijkheden voor verdere professionalisering later in de loopbaan vergroot worden. Dat klinkt voor mij als het beste van de twee werelden. Reken eens uit hoeveel extra startende leerkrachten zo’n maatregel eenmalig zou opleveren?
- 9 Kans tot verdieping
Niet meer alles moeten leren als student schept ruimte tot verdieping. Ook voor lerarenopleiders biedt het opsplitsen van de opleiding een kans tot verdieping. Elk lerarenopleidersteam heeft iemand nodig die kaas gegeten heeft van wiskunde en logisch redeneren bij en voor kleuters. verwachten dat de collega die de wiskunde van de lagere school aanbrengt dat ook doet, is wellicht te veel van het goede. Dat kleuters nog niet leren vermenigvuldigen of delen wil niet zeggen dat het zinvol is om kleuters dagelijks het aantal vriendjes in de onthaalkring te laten tellen, iets waartoe wiskunde in onze slechtste kleuterklassen soms herleid wordt. Zachter geformuleerd: er is niet overal voldoende aandacht voor denkontwikkeling in het algemeen en patronen en spiegelingen in het bijzonder.
- 10 Toch gidsland?
Afrondend, een beschouwing bij de transparantie in de politieke besluitvorming. In Vlaanderen is het bijzonder moeilijk om de politieke behandeling van onderwijsdossiers op te volgen voor wie geen politieke insider is, noch voor een onderwijskoepel of vakbond werkt. Prijs jullie gelukkig dat jullie weten wat op tafel ligt en tot wanneer jullie commentaren kunnen ventileren. Naast een kans tot inspraak geeft het ook de mogelijkheid tot tegenspraak. Als naast het voorstel ook het besluit na te lezen is, kan eenieder checken of de framing die het kabinet zijn finale besluit wil meegeven steek houdt. Meer nog, iedereen kan het besluit contesteren door te wijzen op de vooraf publieke geuite tegenargumenten of op publiek beargumenteerde alternatieven.
De Volkskrant over dit onderwerp
SienceGuide over opsplitsing Pabo
Johan De Wilde was dertien jaar opleidingshoofd van de professionele bacheloropleiding kleuteronderwijs van Odisee in Aalst. Hij is inmiddels ruimer inzetbaar in de lerarenopleiding en in Odisee en doet ook onderzoek rond levenslang leren en startende leraren. Hij is auteur van De Startende leraar (Lannoo Campus 2020).
Geef een reactie