Beleid, Politiek

Robbert Dijkgraaf: ‘School moet de nieuwsgierigheid prikkelen’

Robbert Dijkgraaf voor portret van lorentz - foto JL

Jan Lepeltak

De benoeming van Robbert Dijkgraaf als nieuwe minister van onderwijs is zeer positief ontvangen. 

In 2012 sprak ik hem voor zijn vertrek naar de Verenigde Staten. Het vraaggesprek dat werd gepubliceerd op de site van de stichting Natuurkunde.nl ging over zijn eigen onderwijservaringen en zijn ideeën over onderwijs en onderzoek. Zijn opmerkingen over onderwijs die hij in dat interview maakte zijn in het licht van zijn benoeming actueel. Dijkgraaf werd directeur van het prestigieuze Institute for Advanced Study in Princeton, waar geniale wetenschappers als Einstein, von Neumann, Oppenheimer en Gödel verbleven.  

Als hoogleraar mathematische fysica was hij een van de grondleggers van de snaartheorie. Hij vormde samen met Erik Verlinde en diens tweelingbroer Herman de ‘bende van drie’ die de wereld van de fysica met succes bestormde. 

Zie ook het video-interview waarop deze tekst is gebaseerd.

De in Ridderkerk geboren Robbert Dijkgraaf komt niet uit een academisch bèta-gezin. Zijn vader werkte bij het Rotterdamse havenbedrijf en hij was volgens Dijkgraaf een echte alfa, geïnteresseerd in geschiedenis en politiek. Het gezin Dijkgraaf beschikte over een goed gevulde boekenkast. Daarin zaten ook boeken over sterrenkunde en natuurkunde, alleen kwam vader Dijkgraaf nooit verder dan bladzijde vijf, want daar begonnen de formules, vertelt Dijkgraaf lachend. Het was een belangrijk moment toen zijn zoon verder dan bladzijde vijf kon lezen.

Van dorpsschooltje tot gymnasium en universiteit

“Ik zat op een vrij gewoon dorpsschooltje. Maar er heerste een hele vrije sfeer. Dat heeft mij heel erg goed geholpen, want ik was zo’n jongetje dat je niet hoefde te vertellen waar hij geïnteresseerd in moest zijn. Ik absorbeerde alles links en rechts. Er was een heel groot aanbod aan boeken en projecten. Ik heb me daar uitstekend vermaakt zonder dat ik het gevoel had dat ik aan het leren was.

Toen ik op het gymnasium kwam werden scheikunde, natuurkunde en wiskunde wel een eigen vak, maar het duurde vrij lang voor ik die vakken ging associëren met de wetenschap die er achter lag. Dat kwam eerder, doordat ik boeken en krantenartikelen las en dacht: wacht eens even, wetenschap is niet alleen tentamens doen, cijfers halen en door je examen komen, er zit een wereld achter. Het waren eerder de docenten die zeiden: ik heb nog een aardig boek voor je, dan dat ik de schoolstof zo inspirerend vond. Veel wat ik in de jaren ’70 op school leerde was vooral kennis, maar daar zaten heel weinig prikkels in om verder te gaan leren. Je had het gevoel: als ik dit heb geleerd dan ken ik die gaswet wel en ben ik klaar. Dat zo’n wet honderden vragen oproept en dat je daar verder over kunt nadenken, werd toch minder gestimuleerd. De rol van onderzoekend leren en doceren was er eigenlijk niet. Het curriculum is toch iets van een menu waar je een goede maaltijd uit samenstelt. Als de docenten op mijn school aan het praten waren over waar ze zelf mee bezig waren (sommigen schreven een proefschrift), dan kan ik mij dat nog letterlijk herinneren. Er wordt bij jongens en bij meisjes op de lerarenopleiding nog heel weinig gedaan aan het aanwakkeren van de interesse van leerlingen daarin.”

Robbert Dijkgraaf is voor vernieuwing van het onderwijs, zowel in de basisschool als in het voortgezet onderwijs. Het gaat hem vooral om interesse wekken bij kinderen en niet om het aanleren van ingewikkelde formules. Bij elk kind is er een basisnieuwsgierigheid en docenten moeten die verder aanwakkeren. Het gaat erom dat je een ‘teaser’ hebt. Kinderen kunnen zelf actief zaken ontdekken in plaats van uitsluitend passief de les over zich te laten komen. Als je inzicht zelf hebt verworven beklijft het ook beter.

NiNa: meer aandacht voor moderne natuurkunde en actief leren

Dijkgraaf is een diplomaat, hij heeft heel subtiel kritiek op traditioneel cursorisch onderwijs. Dat geldt ook voor zijn instemming met de vernieuwing van het natuurkundeonderwijs zoals dat vorm krijgt in de Nieuwe Natuurkunde (NiNa). Het gaat er bij hem om de juiste balans te vinden tussen enerzijds aangeven wat leerlingen echt moeten leren en anderzijds manieren om ze te enthousiasmeren. Probleem bij een vervolgstudie is volgens Robbert Dijkgraaf dat eerstejaars studenten vaak niet weten wat ze wel en niet weten. Ze lopen over een laagje ijs en weten niet of het dun of dik is.

Dijkgraaf vindt het heel goed dat er continu naar het curriculum wordt gekeken en dan vernieuwd wordt. Dat geldt voor vakken als geschiedenis, maar ook voor een vak als natuurkunde dat heel spannende ontwikkelingen doormaakt. Hij is ervoor dat er naast de goeie, oude klassiekers ook contact wordt gemaakt met de nieuwste wereld en actuele ontwikkelingen. Dat is iets wat hijzelf op school in zijn eigen natuurkundevakken wel heeft gemist.

Toen Robbert Dijkgraaf ging studeren was dat het eerste moment dat hij een universiteit binnenstapte. Contact met de universiteit was er op de middelbare school nauwelijks. Veel verder dan het invullen van een vragenformulier en een kruisje zetten bij je studiekeuze kwam je niet. 

“We zien nu dat collega’s optreden op scholen, dat er masterclasses worden gegeven en dat sommige vakken al door leerlingen op de universiteit kunnen worden gevolgd. Het gaat de goede kant op maar eigenlijk zouden de universiteiten en de scholen moeten zeggen: wij zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor ons vak. Vergeet niet dat onbekend talent overal kan voorkomen.“

Het nut van fundamenteel onderzoek

“Fundamenteel onderzoek gaat heel goed samen met innovatie. Kijken we naar nanotechnologie dan zie we dat we in Nederland echt wereldsterren in huis hebben. Maar die werken wel aan het meest fundamentele van het fundamentele. Het past heel goed bij elkaar, maar dan moet je wel een grote tent bouwen waar het allemaal in past en waar je doorheen kan lopen. Van het meest fundamentele onderzoek tot aan het meest toegepaste onderzoek. Dat grote ecologische systeem van bloeiend fundamenteel onderzoek en hoogwaardige technologische bedrijven maakt dat het geheel tot leven komt. Dat zien we in alle landen die een belangrijke wetenschappelijke cultuur hebben. Daar is sprake van een bedrijfsleven dat dat waardeert en ondersteunt. 

De grootste veranderingen in onze samenleving komen uit heel fundamentele doorbraken. Dat wordt door het bedrijfsleven ook hartstochtelijk toegegeven. Als iemand niet eens de transistor had uitgevonden of naar DNA had gekeken hadden we nu geen informatiemaatschappij en biotechnologie. Er wordt geschat dat 50% van alle industrie is gebaseerd op de wetten van de kwantummechanica, iets waar honderd jaar geleden drie of vier fysici zich druk over maakten. Het zijn momenten waarop wetenschappelijke domeinen tegen elkaar aanbotsen. We zien dat bijvoorbeeld nu in de kosmologie waar de sterrenkunde botst met de deeltjesfysica. We zien dat met onze grootste telescopen en onze grootste microscopen, de deeltjesversneller van CERN waar gezocht wordt naar donkere materiedeeltjes.”

Robbert Dijkgraaf geeft aan dat hij wat gefrustreerd is dat in Nederland, dat in zijn ogen een groot wetenschapsland is met een traditie van excellentie, ten opzichte van andere landen die het goed doen zoals de Scandinavische landen en Duitsland, de wetenschap magertjes ondersteund wordt. Nederland is het enige land dat in de afgelopen tien jaar 0,0% groei in het wetenschapsbudget heeft laten zien. Daar maakt hij zich zorgen over. 

“In de rankings voor het aantal artikelen en citaten voeren we lijsten aan, maar als het gaat om de beschikbare budgetten bungelen we onderaan. Cynisch zou je kunnen zeggen dat als je de kraan zo erg dicht draait, het betekent dat wat er nog uitkomt van zeer hoge kwaliteit is. Maar wetenschap is niet alleen voor een klein aantal zeer getalenteerden. Het is niet alleen topsport maar ook breedtesport.”

“Nederland is een vrij klein land waar iedereen elkaar kent en tegenkomt en waar het eenvoudiger is om bruggen te bouwen tussen verschillende werelden: onderwijs en onderzoek,  wetenschap, bedrijfsleven en politiek. We staan vrij dicht bij elkaar. Dat polderen dat we kennen, komt natuurlijk ook omdat we allemaal in die kleine polder zitten en het ook met elkaar moeten doen. Als we naar de toekomst kijken dan denk ik dat Nederland als regio in Europa, en dat weer als regio in de wereld, uitstekende papieren heeft om zo welvarend en gelukkig te zijn als het is. Laten we wel zijn, het is een van de meest bevoorrechte stukjes op aarde.”

Geef een reactie

35 − 25 =

Translate »