Rineke van Daalen
Voor de zomervakantie vroeg Jan Lepeltak de lezers van Komenskypost om een bespreking van een ‘onderwijsfilm die ertoe doet’. Ik kreeg er meteen zin in en wist welke film het moest worden: Alphabet. Fear or Love, de film van de Oostenrijkse Erwin Wagenhofer uit 2013. Ik dacht dat Alphabet een paar mooie en bruikbare experimenten liet zien, en had al langer het idee dat film een geschikt medium is om vernieuwende ideeën in beeld te brengen, als aanknopingspunt voor imitatie. Maar helaas ik had de film slecht onthouden.
Alphabet is allereerst een kritiek op het onderwijs, een film die weinig van het huidige onderwijsstelsel heel laat maar die weinig plaats inruimt voor vernieuwende experimenten. Een schare aan experts komt in sombere bewoordingen vertellen hoe achterhaald ons onderwijs is, hoe weinig aangepast aan de eisen van vandaag. Het onderwijsstelsel is de neerslag van de industriële verhoudingen die eind negentiende eeuw in het onderwijs vorm kregen. Die verhoudingen zijn gestold en tegenwoordig zit dat achterhaalde stelsel de ontwikkeling van kinderen in de weg. Dit soort kritiek wordt in de film kracht bijgezet door beelden waarop je leerlingen in buitenmaatse hallen getoetst ziet worden, of door een portret van een ambitieuze moeder die haar getalenteerde zoon als een prijsdier aan het publiek presenteert.
In grote lijnen correspondeert mijn eigen kritiek op het onderwijs met de boodschap van de film: teveel concurrentie en competitie, te hiërarchisch, de suggestie van een scherpe scheiding tussen denken en doen. Maar als het over verandering gaat dan zijn de mensen die in de film aan het woord zijn radicaler dan ik. Ze geloven niet dat het onderwijs zich in kleine stappen laat veranderen. Zoals de kritische gymnasiaste, Yakamoz Karakurt uit Hamburg, die een pleidooi voor ander onderwijs in Die Zeit publiceerde (augustus 2011). Zij denkt dat verandering alleen mogelijk is als je iets totaal nieuws probeert. Of zoals Thomas Sattelberger, decennialang manager bij Telekom in Duitsland. Hij zegt hetzelfde, in nog iets radicalere bewoordingen. Hij verbaast zich erover dat zo veel jonge mensen zich willoos voegen in het kapitalistische systeem, zonder zich af te vragen of dit is wat ze met hun leven willen. Hij vindt de structuren in het onderwijs zo verhard dat je alleen door drastisch ingrijpen iets kunt veranderen. Alleen door het oude onderwijsstelsel af te breken kan er ruimte komen voor iets nieuws.
Van revolutie ben ik nooit een voorstander geweest. Voorzichtige veranderingen, kleinschalige experimenten, die lijken me het hoogst haalbare wat in het onderwijs is te bereiken. Ik heb meer vertrouwen in kijken wat werkt en daarop aanpassen dan in de visionaire blik. Dat maakt me nieuwsgierig naar experimenten en het is daar dat de kracht van film misschien kan helpen. Zo heb ik Alphabet bekeken: welke lessen vallen te trekken uit het enige experiment dat ik had onthouden – dat overigens ook het enige experiment in de film bleek te zijn. Het gaat om het schilderatelier van Arno Stern, dat hij vlak na de Tweede Wereldoorlog in Parijs heeft opgericht. Leent dit experiment in verbeeldingskracht zich tot imitatie, en leert ons dat iets over de mogelijkheden die verfilming van experimenten biedt?
Arno Stern vluchtte in de jaren dertig uit Duitsland en vestigde zich in Parijs. Daar kreeg hij na de oorlog een baan in een tehuis voor oorlogswezen. Het was zijn taak om kinderen tussen de maaltijden en de lessen bezig te houden. Hij liet ze tekenen en raakte zo enthousiast over de resultaten dat hij besloot om een tekenatelier op te richten, voor iedereen vanaf twee jaar. Daar bood hij kinderen de mogelijkheid om te schilderen, hij dwong ze tot niets, maar nodigde ze uit om mee te doen.
In de beelden die je ziet prikt hij voor iedere schilder een vel papier op de muur, op ooghoogte zodat ze er staande mee aan de slag kunnen gaan. In het midden van het atelier staat een indrukwekkende collectie verfpotjes in alle kleurschakeringen voor ze klaar, met op kleur gerangschikte kwasten. Stern, in een witte schildersjas, geeft minieme, meest technische aanwijzingen: ‘Even in de verf, dat is genoeg’, ‘één druppel water en één druppel verf, geel en wit’. Je ziet de kinderen aan het werk met een toewijding die je ieder kind zou toewensen. Ik werd jaloers op de ongedwongen orde in het atelier, zeker omdat er ook heel kleine kinderen aan het schilderen waren. Hoe lukte het Arno Stern om de kinderen zo geconcentreerd aan het werk te krijgen, zonder de kleuren te mengen, zonder omgevallen waterbekers?
Het bijzondere van de film is dat de kinderen geen ‘les’ krijgen. Stern biedt ze hulp om zelf aan de slag te gaan. Hij ziet spelen als de bron van alle creativiteit en hij gelooft er niet in om kinderen te tot bepaalde dingen te dwingen. Hij ziet zichzelf als ‘dienaar in het schildersspel’, een nieuw, door hemzelf verzonnen beroep. Decennialang heeft hij alle tekeningen bewaard en voor onderzoek gearchiveerd. Hij laat ons fantastische werkstukken zien, van kinderen van alle leeftijden. Met een paar tekeningen is echter iets misgelopen. Die zijn saai en nietszeggend. Stern schrijft dat niet toe aan een gebrek aan talent bij de kinderen, maar aan de fnuikende invloed van school en de ondermijnende en dwingende verwachtingen van volwassenen. Die leiden er volgens hem toe dat kinderen in hun verlangen om ouders en leerkrachten te behagen hun verbeeldingskracht verliezen en daardoor voorspelbare tekeningen gaan maken, waaraan ze zelf weinig plezier beleven.
Het idee dat school leidt tot een verlies aan verbeeldingskracht wordt door verschillende sprekers in Alphabet verwoord. Zou dit filmfragment docenten kunnen inspireren om iets in het starre onderwijsstelsel te verschuiven opdat de verbeeldingskracht van kinderen meer ruimte krijgt? Goed, het gaat om tekenen, en dat is nu niet direct een kernvak in het curriculum. Maar dat zou je ook als voordeel kunnen zien. Bij tekenen kan je ongestraft experimenteren en ook al zijn de condities voor de vrije expressie van Sterns atelier misschien niet in een gewone klassensituatie te creëren, in de setting van bijvoorbeeld een Buitenschoolse Opvang zou dat wel kunnen. Daar zou je kunnen kijken of je vergelijkbare resultaten kunt bereiken. Daar zou je je kunnen afvragen of het ongedwongen karakter van het schildersatelier ook mogelijkheden voor andere vakken heeft te bieden.
Dit tekenexperiment laat zich beter in beelden dan in woorden vatten en ik denk dat het filmfragment zich ook goed leent voor imitatie. Zo zou je de kracht van film in onderwijsexperimenten kunnen inzetten! Gevraagd: veelbelovende experimenten die geschikt zijn om te verfilmen, te imiteren, en te onderzoeken voor verder gebruik. Gevraagd: een samenwerking tussen onderwijsvernieuwers, filmers en onderzoekers.
Rineke van Daalen is als sociologe werkzaam bij de Universiteit van Amsterdam. Ze schrijft over onderwijs, werken en het verwaarloosde midden; over kinderen, spelen en leren; over erkenning en miskenning.
Geef een reactie