Frankrijk, Zomerverhalen

Een buitenlandse reis: “mevrouw Prunet draaide spontaan een kip de nek om!”

Haye van der Werf

Dat is de vraag die de redactie van Komensky Post ons stelde.
Maar als gezin gingen wij nooit op een buitenlandse vakantie.
Twee redenen:
Het gezin was te groot. Vijf meisjes en vier jongens.
Weliswaar reed mijn vader een fantastische hemelsblauwe Opel Kapitän maar te klein om met al die kinderen verre reizen te maken.
Wij woonden in Bergen aan Zee. Het hele jaar in een straat (Parkweg) omgeven door ’tweede huizen’. Die werden in de zomer bewoond door families uit Amsterdam, Rotterdam, Groningen en/of Vught. En die kinderen waren onze vakantievriendjes. Dus we wilden helemaal niet weg!

Pas in  1963 maakte ik mijn eerste buitenlandse reis: Béthencourt-sur-Mer. 
Maar daarvan deed ik op deze site eerder verslag.

Daarom deze keer een andere ‘buitenlandse ervaring’: de eerste vakantie in den vreemde met mijn toen kersverse echtgenote. 1972
Een vriend van ons – Thijs Hart, de jongste directeur van Nederland (Hart zuurkool) – had als opvolger van zijn overleden vader ook zijn luxe Volvo geërfd.
Het jaar daarvoor (1971) was hij in deze auto met zijn vriendin door de binnenlanden van Frankrijk getrokken. In het plaatsje Teyssieu zochten en vonden zij een hotel (La Table de la Tour) voor de overnachting. Weliswaar moest grootmoeder daarvoor even van haar kamer maar verder aangenaam.

Na het diner loopt Thijs door het dorp (110 inwoners) en treft een plaatselijke boer (Monsieur Prunet). Die vertelt hem dat hij nog twee oude huisjes heeft die hij wil inrichten als Gîtes voor de verhuur. Thijs raadt hem aan die in de winter te voorzien van een keuken, douche en nieuwe bedden. 
Tevens belooft hij Prunet dat hij ze volgend jaar juli en augustus zal huren voor hemzelf en vrienden.

Terug in Nederland zijn wij zijn eerste ‘slachtoffers’ en zeggen toe komend jaar voor vier weken met Thijs en Joke mee te gaan. In zijn auto want zelf nog geen rijbewijs.
Die winter krijgt hij een andere baan en zijn vakantie – en dus onze gezamenlijk autoreis en vakantie – kan niet doorgaan.
Wij besluiten toch te gaan. Per trein en bus. Temeer omdat Thijs in het dorp een bus had gezien.

Met twee rugzakken vol boeken en een hond reizen we af. Tot Limoges verloopt de reis voorspoedig maar dan blijkt er geen enkele busverbinding met Teyssieu. De bus die Thijs daar gezien had was het vrijdags ‘Transport d’enfants’ van de kinderen die uit de kostscholen in de regio het weekend naar huis gebracht werden. 
Uiteindelijk via Tulle en een taxi het dorp bereikt. 

De voor ons bestemde Gîte lag 20 minuten buiten het dorp op een heuvel en  was minstens 20 jaar niet bewoond geweest. Weliswaar nieuwe keuken, douche en bedden maar verder metersdikke muren vol opgetrokken vocht.
In overleg met Prunet in een naburige houtzagerij een platte wagen met hout gekocht (daar ging het vakantiegeld!) en drie dagen zo heet gestookt dat uit het huis en de muren stoomwolken opstegen die tot ver in de omtrek te zien waren. 
Gegeven de grootte van het dorp nauwelijks voorzieningen. De slager was vooral de uitbater van een koelhuis waarin de bewoners hun geslachte koeien etc. hadden opgeslagen en de plaatselijke ‘Alimentaire’ had een zeer beperkte assortiment maar na onze komst wel ineens een doosje Hollandse tomaten!
Gelukkig wel een uitstekende Boulangerie!
Dus voor veel voedsel waren we afhankelijk van de moestuin en de eieren van de familie Prunet. Toen mijn vrouw desgevraagd belangstelling toonde voor iets van vlees pakte mevrouw Prunet spontaan een kip en draaide deze de nek om!
Voor het inwisselen van de toen gangbare Eurocheques moest ik liften naar Saint-Céré.
Een enkele maal aten we bij La Table de la Tour waarbij de pan met soep en de schalen met vlees steeds verhuisden van onze tafel naar de naastgelegen tafel van de daar etende ambachtslieden. 
De uitbaatster was een jonge vrouw die op een tractor door de plaats reed. Onderwerp van dorpsroddel omdat haar man zich –  fataal – door zijn kop geschoten had.  
Onze hond was weldra zo gewend dat hij ’s morgens alleen de heuvel afliep. 
Liep ik later naar de bakker dan zeiden bewoners tegen mij: “Votre chien est déja ici!”. 
Na vier weken was het huis droog en hadden we alle boeken uit.

Voor het leven vrienden gemaakt. Jaren later nog wel weer met de camper langs geweest. Stonden we midden in het dorp en kregen stroom van het postkantoor.
Het echtpaar Prunet is dood maar hun dochter Christine drijft de boerderij en verhuurt nog steeds de Gîtes.

Haye van der Werf is redacteur van KomenskyPost

Geef een reactie

4 + 3 =

Translate »