Jan Lepeltak
Voor mijn oudere broers zijn mijn vakantieherinneringen niet interessant. Liever spreken zij samen over hun jeugdherinneringen tijdens de oorlog en de periode er na toen zij nog op een Haags kunstenaarshofje woonden samen met onze moeder. Kort nadat ik geboren was, in het begin van de jaren ’50, verhuisden we van het door mijn broers als idyllisch ervaren Haagse hofje naar de Pijp, een Amsterdamse arbeidersbuurt die inmiddels geheel is veryupt.
Ofschoon mijn vader de meeste tijd uithuizig was en werkte in de scheepsbouw in plaatsen als Duisburg Ruhrort, Charleroi en Dinant, gingen we toch jaarlijks voor enkele weken op vakantie in Nederland, België of Duitsland.
In mijn vroegste herinneringen zie ik een pension in Zaltbommel aan de kleine binnenhaven. De lucht van frisse Hollandse zeep wekt nog steeds herinneringen op aan familiepensions. Zaltbommel was in de buurt van de plaats waar mijn vader begin van de vorige eeuw was geboren en mij, als hij weer voor enige tijd thuis was, verhalen over vertelde. Avonturen over zwervers die woonden in de grienden van zijn vader aan de Lek en de Noord bij Kinderdijk en waar hij als kind vaak rondhing. De boeken van A.M. de Jong en Felix Timmermans kende hij allemaal. Pallieter was zijn held.
Mijn vader de scheepsbouwer bezocht zijn geboorteplaats Alblasserdam nooit. Pas enkele jaren voor zijn dood in de jaren zeventig ging ik met hem voor het eerst naar zijn ouderlijke huis in Kinderdijk. Het stond te koop; wij konden er niet in. Een fraaie burgermanswoning uit de 19e eeuw aan de dijk. Waarom ging een jonge man uit het zware orthodoxe milieu van de Gereformeerde Bonders (de zwartekousenkerk) na het afronden van de Dordtse tekenschool naar Frankrijk? Als ik het hem vroeg was zijn verklaring: “Ik zocht een avontuurlijk leven.” Hij verwees dan naar opmerkingen van de stroper die hij vaak opzocht en die in een hutje in de grienden woonde en praatte met de ratten die over de tafel liepen. “Ze denken dat ik gek ben, maar gek zijn al die gasten die elke dag met hun knapzakje naar de baas gaan.”
Inderdaad, van een echte vaste baan was bij de scheepsbouwer nooit sprake gewest. Als hij die had, bijvoorbeeld bij de Amsterdamse Droogdok Maatschappij, in Amsterdam, de reden dat mijn ouders vanuit Den Haag verhuisden, dan was dat niet van lange duur.
Mijn allereerste vakanties in de jaren vijftig hebben zich indringend in mijn herinnering vastgezet. Ik heb in die jaren ervaren wat een gewoon gezinsleven was, of hoe ik mij dat achteraf voorstelde. Samen op reis met mijn broers en ouders. Mijn broers kwamen op hun Berini langs in ons pension in Beekbergen. Daar klommen we in bomen en bouwden hutten. Het was de enige keer dat we enkele dagen samen als gezin op vakantie waren.
Het waren merkwaardige vakanties, soms reizend op de bonnefooi. We namen de trein en vervolgens bij het station in Den Bosch een taxi. Zo zijn we half Brabant afgereisd met een taxi vanaf station Den Bosch om te eindigen in een bungalowpark inde Bedafse bergen bij Uden. De scheepsbouwer beschikte toen ruim over cash. Ik herinner mij nog dat de taxi ca. 80 gulden kostte, bijna een weekloon van een arbeider.
Zo bezochten we ook Dinant en Charleroi. Mijn eerste reis naar het buitenland. We sliepen in het midden van de jaren ’50 aan de Maas in kleine hotels en voormalige kosthuizen waar mijn vader de scheepsbouwer ooit verbleef. Ik zie de doodlopende straat met kinderkopjes die eindigde aan de Sambre-oever. Kleine arbeidershuisjes met een binnenplaats en een grote tuin waar kippen werden gehouden. Daar begreep ik later de betekenis van de uitdrukking ‘als een kip zonder kop’, toen enkele kippen werden geslacht en nog een kort moment zonder kop rondrenden.
Er was kermis in Charleroi. Iedereen was dronken tot er begin van de middag als een zware zachte zomerwind een ruis door de benevelde en hossende kermismassa ging. Mensen gingen snel op huis aan en de attracties werden plots gesloten. Dronken Belgen renden lallend over straat. Het lachen zou hen snel vergaan. In het nabijgelegen Marcinelle had zich de grootste mijnramp uit de Belgische geschiedenis voltrokken met meer dan, naar later bleek, 260 doden. Aan onze vakantie kwam abrupt een einde.
Theo Mensen
Bedankt voor deze mooie beschrijving van uw herinneringen. Het zijn zachtmoedige aanleidingen voor eigen herinneringen zoals aan het slachten van kippen en ze daarna zonder kop nog even rond te zien rennen. Nooit aan gedacht, dat dít soort taferelen gekoppeld kunnen worden aan het bekende gezegde. Dat maakt dit soort teksten zo verrassend en ‘hééérluck’ om te lezen.
de auteur
Dank voor uw vriendelijke woorden, Jan Lepeltak