Jan Lepeltak
Cray, de uitvinder van de supercomputer, schreef het al eens: “Van een comité valt weinig creatiefs te verwachten.” Dat gevoel bekruipt je als de zeven kerndoelen leest die recent aan de tweede kamer zijn aangeboden. Wanneer men zich beperkt tot de digitale geletterdheid dan wordt men geconfronteerd met een rijk boeket aan geurige bloemen. Het laten verwerven van basiskennis voor alle leerlingen in het initiële onderwijs (zeg van kleuters tot 16 jarigen) is een heel lastige opgave. Dit in een curriculum stoppen voor iedereen getuigt van weinig realiteitszin zo is al eerder geconstateerd. Wie de inleidende karakteristiek leest die in het SLO-document wordt geschetst kan alleen maar concluderen dat de lat heel hoog wordt gelegd. “Digitale geletterdheid betekent kennis hebben van digitale technologie en digitale media en beschikken over vaardigheden om deze te gebruiken. Het heeft ook betrekking op de wisselwerking tussen digitale technologie, digitale media, de mens en de samenleving. En het gaat ook over het vermogen om je als individu aan te passen de digitale wereld en controle hierover te hebben.”
Zo die zit. Ga er als leerkracht maar aan staan.
Men heeft een oplossing gevonden. Als een konijn uit de hoge hoed heeft men het idee van integratie in de vakken geopperd. Het blijkt een oud konijn te zijn. Stop een aantal kerndoelen in de vakken. Helaas we weten uit ervaring in de jaren ’90 en later dat dit niks oplevert. Informatiekunde, zoals het nog heette, is een marginaal vak geworden voor zover het nog wordt gegeven op de scholen. Maar waarom zou je van de geschiedenis leren? Niets is leuker dan het wiel weer uitvinden.
De invoering ‘digitale geletterdheid’ dreigt een stiefkind te worden nu de aandacht vooral uitgaat naar de gewone geletterdheid, of beter het kunnen lezen. Aangezien digitale geletterdheid nog steeds geen enkele formele status heeft zal/mag de onderwijsinspectie zich er verder niet echt mee bemoeien. Wanneer er sprake zal zijn van een formele invoering is onduidelijk, maar dit zal nog wel eens jaren kunnen duren. Zo bungelen we, als Lubach laatst liet zien, onder aan de Europese innovatieladder. En ASML dan? De chipsmachine-fabrikant in Veldhoven haalt meer dan 40% van zijn werknemers uit het buitenland.
Er zullen zich weer groepen adviseurs, deskundigen, leraren (gelukkig maar of juist niet) educatieve uitgevers en de diverse raden die onze onderwijspolder rijk is worden ingeschakeld. En de docent die ploegde voort (in het gunstigste geval).Elke betrokkene mocht zijn steentje in de zak toevoegen. Voor iedereen wat wils. Zo ging het vroeger, toen ik zelf lang geleden bij de SLO werkte ook. Al waren de adviesgroepen een stuk kleiner.
Het kan en moet anders. Wanneer men zich verdiept en beperkt tot wat er echt in de kern voor kennis nodig is en zich niet verliest in taxonomische modellen kan met voortvarendheid begonnen worden, zoals in de meeste andere EU-landen ook gebeurt. Wij doen ons best, en met succes, om steeds verder in de bezemwagen van het informatica-onderwijs te belanden. Is het dan zo moeilijk? Wat overblijft zijn een aantal kernzaken, waarvan er enkele zeker vallen te integreren in andere vakken. Maar eerst moeten ze afzonderlijk worden benoemd en ingevoerd.
- Vaardigheid in en het begrijpen van de principes van Computationeel / algoritmisch denken. Dit zou moeten behoren tot kern van digitale geletterdheid. Men kan wel voorbeelden gebruiken uit de naald en garen vakken en de naaimachines, de creatieve vakken (ontwerpen tekenen), over talen bij taalbeschouwing bij Nederlands, robotica, maar ook stukjes wis-en natuurkunde.
- Praktische aandacht voor veiligheid en privacy
En blijft veel over. Zaken die in de vrije ruimte aan de orde kunnen komen. De techniek, de architectuur, 3D-printing, (de geschiedenis van) Internet. Het is de begeestering van de docent die daarbij een bepalende rol speelt. De koude oorlog en Arpanet als voorloper van Internet, of de ontwikkeling van de micro-computer gekoppeld aan het eerste gebruik bij de maanreizen. Dat waren heerlijke lessen om te geven, ook met expliciete directe instructie.
Het kan als men het wil, maar wil men het wel? Als men een praktisch uitvoerbaar curriculum ziet als een compromis, met voor elk wat wils, dan kan het nog lang duren.
Geef een reactie