(bijgewerkt 10/10/19)
Er is een aantal Europese landen waar het informatica-onderwijs dit schooljaar, of al eerder, voor alle leerplichtige leerlingen voortvarend ter hand wordt genomen. Denk aan Engeland, Ierland, Schotland, maar ook Denemarken, Polen en Slowakije, de Baltische staten, Cyprus en inmiddels ook Frankrijk.
Nederland doet het internationaal gezien economisch goed. Alleen als het om ict gaat is men kritisch blijkt uit een recent rapport. Dit voorjaar uitten ook drie organisaties hun verontrusting over het slome tempo waarin informatica breed wordt ingevoerd in het onderwijs. Het gaat om ACM-Europe (de Europese tak van de grootste en oudste computerorganisatie van de VS), Informatics Europe (waarin de universitaire informatica-opleidingen zijn verenigd) en CEPIS (de organisatie van Europese computing societies). Men stelde in Rome een declaratie op met als titel ‘Informatics for All‘. Hierin werden onder andere de landen van de Europese Unie opgeroepen om het vak informatica verplicht in het initiële onderwijs vanaf de eerste klas op te nemen.
Tijdens een recente meeting in Wenen van een van de CEPIS werkgroepen maakte Gerhard Futschek, voorzitter van de werkgroep en oud-voorzitter van de Österreichische Computergesellschaft, een onderscheid tussen de landen met ‘speed’ en de langzame (slow) countries, waar overigens de meeste Europese landen toe behoren. Binnen deze werkgroep met als naam ‘Computing in Schools’, wordt sinds enige tijd gewerkt aan voorstellen voor een minimum kerncurriculum informatica.
De low-countries zijn ook de slow countries. De drie eerder genoemde gezaghebbende instanties wijzen op de centrale rol die ICT speelt in onze samenlevingen. Ter voorkoming van de dreigende stagnering van de economische ontwikkelingen, maar voor de inclusiviteit van de samenlevingen, is het van groot belang dat een ieder over een zekere informatica-basiskennis beschikt.
“Hoe kan Nederland een slow-country zijn?”, vraag je je af. Nederland heeft de afgelopen decennia aan de wieg gestaan van een aantal belangrijke ICT-innovaties. Te beginnen met de betrokkenheid van Edsger Dijkstra in de jaren ’50 bij de totstandkoming van Algol 60, een van de eerste hogere programmeertalen. Deze hogere programmeertalen maken het mogelijk om ook complexere problemen te programmeren, anders dan het uitvoeren van simpele automatiseringsopdrachten en berekeningen.
Of je nu bij een kleine Warung op Bali bent, of in een chique hotel in Wenen, je kunt met wifi iedereen op internet in de wereld bereiken. Wat minder bekend is, is dat de Nederlander Cees Links van de Universiteit Twente wifi heeft ontwikkeld. Zijn echtgenote bedacht de naam. Links was niet erg zakelijk ingesteld en zijn vinding heeft hem niet rijk gemaakt.
En dan is er de populaire programmeertaal Python (ook vaak gebruikt voor het programmeren van Apps). Python is door de Nederlander Guido van Rossum, toenmalig medewerker van het CWI (Amsterdamse Centrum van Wiskunde en Informatica) ontwikkeld.
Is er sprake van de wet van de remmende voorsprong? Is het gewoon mazzel geweest dat wij zulke talenten in ons midden hadden? In ieder geval is er geen reden om op onze lauweren te rusten.
We richten onze focus nu op de Nederlandse situatie. Dit schooljaar hebben leerlingen in de bovenbouw havo/vwo op een aantal scholen de mogelijkheid om het vernieuwde vak informatica te kiezen. Dit vak kent geen centraal schriftelijk eindexamen. Wie het leerplan leest valt de brede, robuuste opzet op. Een aantal onderdelen is verplichte en een ander deel kan, afhankelijk van het profiel, gekozen worden. Dat is het goede nieuws. Het slechte nieuws is dat van alle vo-leerlingen uiteindelijk 12 % informatica kiest.
De problemen / uitdagingen
Op 10 oktober 2019 is het curriculum.nu voorstel gepresenteerd. Globaal wordt duidelijk wat alle leerlingen vanaf groep 1 binnen een lange leerlijn informatica moeten kennen en kunnen. De voorstellen van curriculum.nu zijn niet onomstreden; met name op de reken- en wiskundevoorstellen is veel kritiek. Toch is bijna niemand van mening dat informatica en computationeel denken niet in het curriculum zou horen. Probleem is wel of er voor dit vak een leerplan-deel moet verdwijnen en welk deel dan? Cyprus heeft dit opgelost doordat er per week 2 lesuren aan het curriculum worden toegevoegd. De leerlingen schijnen dit geen probleem te vinden. Het grootste probleem is ook hier het tekort aan leraren. Gekwalificeerde leraren vinden vaak de weg naar het bedrijfsleven waar de werkomstandigheden en faciliteiten beter zijn.
De voorstellen zijn alleszins redelijk. Niet te wollig en ook weer niet te detaillistisch. Ze onderscheiden zich bijvoorbeeld positief van de Mens en maatschappijvoorstellen.
Het is onduidelijk wanneer de voorstellen door de 2ekamer zullen worden besproken en wat er bij een mogelijke afwijzing met het vak informatica en/of computationeel denken gaat gebeuren. Is het een package deal of wordt het kind met het badwater weggegooid? Dat zou rampzalig zijn.
Lees ook dit artikel hierover.
Jan Lepeltak
Anthony
Met Aryan eens. Informatica is veel meer dan alleen het leren van programmeertalen en programmeren. Alle Informatica gerelateerde onderwerpen een plek geven in het onderwijs zal niet passen en een keuze zal gemaakt moeten worden. Een keuze die de nadruk legt op andere onderwerpen dan het programmeren is een zinnige keuze. De kans is groot dat als men in een later stadium leert programmeren, na eerst zich in andere Informatica onderwerpen verdiept te hebben, men beter leert programmeren.
Aryan van der Leij
Als gebruik digitale media een basisvaardigheid is, net zoals lezen en rekenen, dan is de vraag van belang wat leerlingen precies moeten beheersen om zich in hun verdere (school- en maatschappelijke) carriere te redden. Het leren van programmeertalen, c.q. programmeren hoort daar m.i. niet bij want het overgrote deel van de leerlingen is vooral gebaat met de toepassingen op basis daarvan. Een keuzevak, wellicht verplicht binnen betapakket, lijkt me, voor de geinteresseerden/talenten, genoeg, mede afhankelijk van de schatting hoeveel je er daarvan nodig hebt. Voor de overige leerlingen: ruim baan voor de informatieve, communicatieve, creatieve en ook ethische kanten van gebruik digitale middelen met het oog op zelfredzaamheid en (andere) talentontwikkeling.