Jan Lepeltak
Erg veel nieuws was er niet onder de zon op IPON 2020. Dat is niet erg. De stormachtige jaren zijn voorbij. Het is niet alle dagen feest. De enige werkelijke trend die ik er kon ontdekken beviel zeer. Het was de aanwezigheid van veel expresso-machines bij de standhouders. Gratis cappuccino, kom daar maar eens om. Het was dit jaar het 4elustrum van deze Nederlandse BETT-variant. De goed georganiseerde IPON-beurs met lezingen en productpresentaties levert voor leerkrachten een interessant overzicht op van wat er allemaal letterlijk te koop is.
We kenden vanaf de jaren ’80 een aantal zogenoemde killer-apps. Het begon met het moment dat de eerste Pc’s onze VO-scholen bereikten, te beginnen met de tekstverwerkers zoals Word perfect gevolgd door de geïntegreerde grafische applicaties met een tekstverwerker, D-base programma en spreadsheet. Wie eenmaal met de mogelijkheden had kennisgemaakt kon niet meer zonder, thuis, op het werk, in de school.
Eind jaren ’90 kwam daar een tweede golf overheen. Internet bestond al 10 jaar, maar de nieuwe grafische interfaces van het world wide web en de mogelijkheden van email zorgden ervoor dat vanaf het begin van deze eeuw elke school een internetverbinding had gekoppeld aan het eigen netwerk.
Toen kwamen snel daarna de digitale whiteboards gevolgd door toepassingen op de smartphone waarmee je onder andere kunt twitteren, instagrammen, whatsappen, (video)gesprekken voeren en vaak nog meer andere dingen doen dan luisteren naar wat er in de les gezegd wordt.
De gewetensvraag is: wat heeft dit ons allemaal opgeleverd? Veel misschien, maar uiteindelijk te weinig. Een legitiem standpunt was altijd: zet de digitale hulpmiddelen in daar waar de problemen in het onderwijs het grootst zijn en de winst en toegevoegde waarde van ICT evident blijkt.
Wat zien we nu als het gaat om het kwalitatieve rendement? De laaggeletterdheid is alleen maar toegenomen en inmiddels schrikbarende hoog. Met de rekenvaardigheden van leerlingen die naar het voortgezet onderwijs gaan is het ook droevig gesteld. Toch zijn er inmiddels goede programma’s ontwikkeld voor bijvoorbeeld technisch en aanvankelijk lezen, zoals onder andere Bouw en voor rekenen Rekentuin.
Daar ligt het niet aan. Misschien heeft met name de PO-lerarenopleiding te lang achter visies gelopen die idealistisch klonken, de leraar werd coach die onderwijs faciliteert en de leerling onderging en plande zijn eigen leerproces in interactie met de omgeving.
Het onderwijs polariseerde. De evangelisten van de directe instructie en de coaching-apostelen groeven zich in. Ontdekkend leren moest afgeschaft, PBL (project based learning) was ook niets, volgens sommigen. Wijze didactici en onderwijskundigen als Amber Walraven van de Radboud Universiteit, maar ook gepokt en gemazelde leerkrachten, weten al lang dat goede lessen bestaan uit een mix die is afgestemd op de leerlingen.
Het Agora-scholen concept kan prima werken voor een bepaalde groep leerlingen die in het reguliere onderwijs niet gedijen. Grappig is, dat veel Agora-leerlingen dit ook zelf zeggen. “Deze school is niets voor mijn broertje. Die kan dit niet aan” hoorde ik een leerling zeggen op een Agora-middag. Dramatisch wordt het als (soms zelfverklaarde) en professorale onderwijskundigen dit onderwijs gaan aanprijzen als hèt onderwijs voor de toekomst.
Erg onder de indruk kon ik van de keynotes op de eerste dag niet worden.
De Finse oud-leraar geschiedenis Riku Alkio, CEO en oprichter van het bedrijf Sippo, hield een pleidooi voor het inzetten van games in de klas. Het sympathieke aan Sippo is dat docenten en leerlingen hun eigen games kunnen maken, voor in en buiten de klas. Niks mis mee en niet revolutionair. Informaticadocent Hakan Akkas doet dit in Amsterdam al een aantal jaren met zijn informaticaleerlingen.
Ongetwijfeld helpt serieus gaming veel leerlingen te motiveren. Maar, zoals de timmerman die alleen over een hamer beschikt overal een spijker in ziet, zo gleed Riku ook enkele malen uit de bocht. De vraag is of het wel zinvol en mogelijk is alles in een game te stoppen. Alkio citeerde de hoogleraar Miha Kovač onvolledig toen hij hem opvoerde als degene die aangeeft dat het geschreven woord steeds onbelangrijker wordt door video, beeld en geluid. Kovac signaleert dit inderdaad, maar lijkt niet gelukkig met implicaties van deze ontwikkeling. Het gevaar van een verdere tweedeling dreigt tussen de ‘deep readers’ en de schermlezers. Leesvaardigheid neemt af bij het lezen van complexe teksten vanaf een scherm. Complexere teksten bevatten meer cognitieve inhoud.
Ook Alkio’s analyse van de klas van de toekomst, waarbij leerlingen gepersonaliseerd leren en de leraar vooral een coach is, doet achterhaald aan.
Heel dom van deze durfkapitalisten
De keynote van het middagprogramma werd mogelijk gemaakt door de VO-raad in de persoon van futuroloog Christiaan Fruneaux. Futurologen die een keyword verzorgen over onderwijs is vragen om moeilijkheden.
Fruneaux is mede-oprichter van futurologisch advies bureau Monnik en verzorgde een Impact Traject voor het bestuur van de VO-raad. Men onderzocht wat de vaardigheden zijn die leerlingen in een gedigitaliseerde samenleving nodig hebben en wat digitalisering betekent voor de manier waarop onderwijs wordt gegeven en wordt ervaren.
Fruneaux gaf zijn presentatie de vorm van een exercitie in durfkapitaal. Enkele aanwezigen moest na de presentatie van Fruneaux aangeven of men in zijn denkbeeldige AI start-up Bloom wilde investeren voor het jaar 2035. De buzz woorden waren onder andere eye tracking, speech recognition (spraak)herkenning, social behaviourmapping, orientation. Veel zaken waar men in China al mee bezig is. De school in 2035 als een soort ICT-Agora? Na de presentatie vroeg hij wie hier in wilde investeren. Slechts enkele handen gingen omhoog, waarop Fruneaux reageerde met: ”Heel dom van deze durfkapitalisten.” Dank u.
De Kieswijzer Programmer
Als het om ICT en onderwijs gaat heb ik de volgende tips:
Kies binnen je school voor die applicaties die echt problemen aanpakken, bijvoorbeeld binnen de kernvakken taal en rekenen.
Laat je niet gek maken door allerlei commerciële aanbieders. Er zijn goede producten bij degelijke educatieve uitgevers, maar het is zeker niet allemaal goud wat er blinkt. Ga te rade bij collega’s en de vakverenigingen. Gebruik hun ervaringen. Maak met je bestuurders duidelijke afspraken over rol, verantwoordelijkheid en het proces. Soms blijken blijken bestuurders bevattelijk voor bedrijven en de door hun aangeboden reisjes naar Seattle bijvoorbeeld(Microsoft) en Shanghai, of men gaat naar Singapore en komt met de Singaporese koorts naar Nederland. Zo gaan we het ook dien.
De enige wezenlijk inhoudelijk noodzakelijke vernieuwing is aandacht voor computationeel denken, coding, zeker een must in het VO en optioneel in het PO. Het maakt deel uit van de curriculum.nu-voorstellen voor digitale geletterdheid. Computationeel denken, coding en programmeren zijn elkaar overlappende begrippen. Gelet op het belang voor de vorming van leerlingen, maar in het licht van onze economische ontwikkeling, is dit echt een vakgebied dat snel een plek moet krijgen in ons initiële onderwijs; vrijwillig voor het PO maar verplicht in het VO. Nederland loopt in EU-verband hierin al sterk achter.
Een nog niet zo bekend maar veelbelovend initiatief komt uit het noorden. Het is de door het samenwerkingsverband Betapunt Noord ontwikkelde kieswijzerprogrammeren.nl. De Kieswijzer Programmeren helpt leerkrachten om te komen tot het juiste lesmateriaal dat aansluit bij de opvattingen en programmeerlessen van de school. Bij de input wordt mede gebruikgemaakt van de ervaringen van docenten.
De kieswijzer moet het mogelijk maken te komen tot een gevarieerd programmeeraanbod in de school. Daarbij worden twaalf programmeerelementen onderscheiden zoals herhaling, variabalen, patronen, probleemanalyse, abstractie, algoritmen, enzovoort.
De toekomst van het onderwijs was het thema van deze IPON. De aanwezige grote bedrijven die ook als sponsor fungeerden (bijv. Microsoft, HP, Prowise, Promethean) maakten wel duidelijk dat de commercie nu en in de toekomst een belangrijke rol speelt.
foto’s en tekst: Jan Lepeltak
Tom Oosterhuis
Bedankt Jan! Ik kon niet komen. Fijn verslag 🙂
Paul Jansen
Prima stuk met sterke kritische noten. In computationeel denken herken ik veel wat vroeger, in de 70-er jaren de doelen waren van Logo. Niet het programmeren op zich maar aanvoelen en snappen wat een computer is. Gevoel krijgen voor de logische structuren. Zou mooi zijn als dat nu eindelijk eens doordrong in het onderwijs zodat we minder slaafs zijn overgeleverd aan de ICT-giganten.