Bekostiging, Beleid, Gelijke kansen, Jeugdzorg, Kansenongelijkheid, Leerachterstanden, Politiek, Schooladvies, Schoolbesturen

“Ongelijke kansen, wat valt er aan te doen?”

foto Gerard Wegman

Jan Lepeltak – Interview met Ype Akkerman

Ype Akkerman was jarenlang werkzaam als senior beleidsambtenaar op het ministerie van onderwijs. Nu is hij binnen Rotterdam nog steeds actief. Onlangs stuurde hij een uitgebreid schrijven rond waarin hij pleitte voor een brede aanpak van de onderwijsproblemen. Aanleiding voor dit digitale interview. Zie ook Pedeng.

Je pleit er voor de € 8,5 miljard die beschikbaar komt over een langere periode uit te smeren en te combineren met een (geïntegreerd) Jeugdkansenprogramma. Waarom?

Nee, ik pleit er juist voor dat de helft van dit bedrag wordt overgeheveld naar andere jeugddisciplines, zodat de professionals daar meer slagkracht krijgen in hun bijdrage aan de vorming van de jeugd. Zoals onder meer sportcoaches, cultuurmakers, jongerenwerkers. Zo komt er meer balans in het vormingsaanbod voor de jeugd en dat ontlast de school. Die kan zich dan meester in de beperking tonen door zijn curriculum te beperken tot talen, rekenen en kennis op vele terreinen. Dat zijn de onderwerpen waarvoor de school aan de lat is en ook moet garanderen op een zo hoog mogelijk niveau. Met deze overheveling kun je een Jeugdkansenprogramma voor enkele jaren een stevige impuls meegeven. Maar je moet naar een structureel Jeugdkansenprogramma en daarvoor moeten alle departementen die jeugd in hun opdracht hebben zich sterk maken. En wat mij betreft wordt het dan ook Chefsache.

In je voorstel noem je vier pijlers voor je Jeugdkansenprogramma. Kun je ze kort omschrijven?

  1. Een structureel sterke financiële positie van ouders door maatregelen op het gebied van inkomens- en uitkeringspolitiek, zodat ze verlost zijn van de permanente stress van bestaansonzekerheid die zo beschadigend is voor hun kinderen. Zodoende krijgen ouders weer de tijd en de gemoedsrust die de basis is voor goed opvoeden.
  • Voldoende en goede huisvesting in de sociale huursector, zodat de fysieke voorwaarden vervuld zijn voor huiswerk, studie en hobby’s.
  • Goede mensen in overvloed. In de eerste plaats ouders en die zullen nog wel wat ondersteuning nodig hebben, ook als ze in materieel opzicht weer boven Jan zijn. Die ouders moeten voor de vorming van hun kinderen een beroep kunnen doen op een breed scala van vrijwilligers en professionals. Vanaf de geboortezorg tot aan de erkende leerbedrijven. Zie voor een opsomming paragraaf 3 van www.pedeng.nl/jkp
  • Hechte pedagogische wijkgemeenschappen. Elk van deze mensen zet zijn beste beentje voor en het effect daarvan neemt toe naar mate ze elkaar weten te vinden in een goed samenspel. Is het geen voorrecht en een vreugde om zo met elkaar te werken aan de vorming van de jeugd? De belangrijkste opdracht in ons leven!

Je was lang een belangrijke beleidsambtenaar bij OCW. Wanneer hebben jullie de urgente problemen als het lerarentekort, de terugloop in kwaliteit van kerncompetenties als rekenen en lezen/taal en de toenemende kansenongelijkheid ontdekt?

Ik heb er tot 2012 gewerkt. Toen werd stevig ingezet op lerarenbeleid onder aanvoering van Rinnooy Kan, ook omdat we het lerarentekort aan zagen komen. Voor de andere twee onderwerpen was zeker aandacht maar ze hadden niet de urgentie van het lerarenbeleid. Voortijdig schoolverlaten bijvoorbeeld dan weer wel. Na mijn tijd is de problematiek van kansenongelijkheid vooral door de Onderwijsinspectie geagendeerd, de verdienste van toenmalig hoofdinspecteur Arnold Jonk.

Alle drie de onderwerpen (en VSV!) lijden trouwens aan dezelfde beperktheid in de probleemanalyse. De achteruitgang in taal- en rekenprestatie is niet exclusief toe te schrijven aan de kwaliteit van het onderwijs. Zo leert Amerikaans onderzoek dat lage PISA-scores voor 46% te verklaren zijn door armoede. En armoede staat niet alleen voor geldgebrek en schulden, maar ook voor opvoedingsproblemen, onveilige wijken, wonen in krotten en gebrek aan vormende vrijetijdsbesteding. Dit zijn belangrijke dimensies van kansenongelijkheid. Daarom is het misdadig leraren op te laten draaien voor de oplossing ervan, zoals gebeurt via dat krankzinnige en volstrekt ineffectieve ‘no child left behind’ beleid in de VS. Maar wij gaan die kant ook op als we niet uitkijken. In Rotterdam-Zuid zien we hetzelfde heilloze beleid als in de VS. Marco Pastors vindt community-vorming maar een linkse hobby. En de apparatsjiks van de educratie (met een r, Jan!) blijven de samenleving en de politiek infecteren met kletspraat als ‘de leraar maakt het verschil’ en ‘onderwijs emancipatiemotor’. Het zijn mythes waarmee ze hun personeel ernstig in de problemen brengen; dát verklaart de burn-out, de uitval en het lerarentekort. Die zijn de onderwijssector dus zelf aan te rekenen. Is het dan niet heel onbeschoft om bij de belastingbetaler te bedelen om meer geld?  

Met name de eerste twee pijlers zoals verbetering van de inkomenspositie van grote groepen en voldoende sociale woningen, zijn belangrijk, maar vergen een lange adem. Voor de wat kortere termijn zijn goede leraren in het onderwijs en deskundige, betrokken mensen belangrijk.
Hoe zijn de genoemde noodzakelijke verbeteringen te bereiken?

Die lange adem geldt ook de derde pijler. Want ouders zullen veel herstel en support nodig hebben om hun taak in de vorming weer goed te kunnen vervullen. En de personeelstekorten in het onderwijs, de kinderopvang en de jeugdzorg zijn niet zo maar ingelopen. Maar je kunt wel snel winst boeken met de vierde pijler. Je kunt vandaag nog beginnen met de samenlevingsopbouw en je kunt ook al snel een aanstekelijk wij-gevoel creëren. Dat is mijn ervaring hier op Feijenoord. Het biedt ook enige compensatie voor de omstandigheid dat we hier ook met personeelstekorten zitten. Zie paragraaf 3 en 4 van www.pedeng.nl/kans.

Je pleit voor meer verantwoordelijkheid bij gemeentes voor het betrekken van de buurtgemeenschappen bij het verbeteren van de jeugdkansen, inclusief de school. Je werkte hieraan in met name Rotterdam, maar je ervaringen lijken niet zo hoopgevend. Oud-wethouder Hugo de Jonge (CDA) was eerder een sta in de weg. Ik heb dezelfde ervaring in Amsterdam met wethouder Kukenheim (D66).

Eén voorbeeld van glasnost geeft hoop. Dat is het initiatief van schoolbestuurder Joke Middelbeek enkele jaren terug. Die sloot de scholen voor twee weken en ging met haar leraren naar de ouders en de andere pedagogische wijkpartners om de vorming van de kinderen tot een gezamenlijke opdracht te maken. Daarmee heeft ze de moed gehad voluit bevoegd gezag te zijn en de minister te trotseren. Maar vooral de moed om hulp te vragen. Niet aan dure adviseurs of gerenommeerde kenniscentra. Maar hulp te vragen aan de ouders en andere werkers voor de jeugd in de wijk, mensen waar onderwijsmensen zich vaak net iets te goed voor voelen. Daarin zit de grandeur van haar geste. Laat dit een voorbeeld zijn voor alle besturen met scholen in de 140 aandachtswijken. Want er is gewoon geen alternatief.

Als ik wethouder was geweest, dan was ik direct toegesneld om Middelbeek te vragen of ik haar van dienst kan zijn. Bijvoorbeeld om de ontmoeting te organiseren tussen de leraren, de ouders en de wijkpartners. Of de afspraken opschrijven en er een aanstekelijk convenant van te maken. Zo niet Kukenheim, moet ik tot haar schande vaststellen. Wereldvreemde vrouw, typisch D66. En dat zelfs CDA-wethouder Hugo de Jonge hier zijn neus voor ophaalt, illustreert dat deze partij van de gemeenschapsvorming compleet van God los is. Joke Middelbeek daarentegen heeft het begrepen; met de term ‘intensieve menshouderij’ schiet ze precies in de roos en ze heeft goed door dat je dit alleen kunt verlichten als je de samenwerking zoekt met je bondgenoten in de wijken. Het lerarentekort is dan ook goeddeels te wijten aan de onderwijssector zelf die categorisch verzuimt dezelfde stap te zetten als Middelbeek. Ik verwijt de bestuurders en de koepels dan ook dat ze niet de ruggengraat hebben om dat te doen. In plaats daarvan lopen ze te zeiken tegen de minister van Onderwijs.   

Zelf opgegroeid in een prettige volksbuurt (De Pijp – Amsterdam) zat ik op een lagere school waar het onderwijs zonder meer goed was. De grote meute van de leerlingen ging naar de ambachtsschool en als je goed kon leren naar de mulo. Maar naar een hbs ging bijna nooit iemand. Ook ik had een mulo-advies, maar mede door de druk van mijn oudere broer en ouders mocht ik toelatingsexamen doen voor de hbs. Met succes.

De tijden zijn veranderd, Jan. Veel Feijenoorders met een migratie-achtergrond hebben de ambitie dat hun kind professor, arts of advocaat gaat worden. Maar dat wordt door onderwijzers eerder afgeremd dan gewaardeerd. Heb je wel eens gehoord van onderadvisering? 

Met de romantiek van touwtjes uit deuren heb ik niks. Ja in De Pijp hadden we bijna allemaal een touwtje uit de brievenbus. Dat kon toen makkelijk want er was nauwelijks iets te halen.
De gedachte van ‘een village to raise a child” werkt misschien in een Afrikaans dorp, maar lijkt voor onze complexe samenleving wat romantisch. Als het lukt de buurt bij de school te betrekken heb je al een behoorlijke stap gemaakt. Alleen hoe?

Kan het zijn dat je wat al te zeer geïnfecteerd bent met het neoliberale cynisme van Margaret Thatcher toen die verkondigde dat ‘there no such thing as community’ is? Waarom noem je de werkelijkheid waarin je zelf bent opgegroeid romantisch? Het touwtjesverschijnsel staat voor sociale cohesie, sociale controle en ‘pedagogische congruentie’ en die komen er niet vanzelf. Toen Feijenoord in ca. 1880 ontstond was het hier zo gevaarlijk dat de pastoor een geladen revolver en een grote hond meenam als hij er op uit trok in zijn parochie. 100 jaar later vormde Feijenoord het decor van de TV-serie ‘Toen was geluk heel gewoon’ en die was gebaseerd op documentatie uit de 50er en 60er jaren. De ontwikkelingen die in de tussentijd plaatsvonden vielen goeddeels samen met de geschiedenis van de verheffing (www.pedeng.nl/verheffing). Ik vermoed dat de Pijp een vergelijkbare geschiedenis kent. En ondanks globalisering en betere vervoersmogelijkheden is de wijk voor de meeste kinderen nog de belangrijkste leefomgeving. Dat geldt zeker totdat ze naar het voortgezet onderwijs gaan, dus hun formatieve jaren brengen ze goeddeels in de wijk door.

Praktisch puntje. Je pleit ervoot dat betrokken leraren, jeugdwerkers etc. zich tien jaar aan een project verbinden. Hoe wil je bereiken?

Er zijn hier op Feijenoord mensen die daar ver overheen zitten en die hebben nog dezelfde drive als waarmee ze zijn begonnen. Er waren hier jeugdwerkers die al 25 jaar actief waren en nog even fris en fruitig functioneren; ze hebben zelfs nog gewerkt met de ouders van de kinderen toen die klein waren. Maar die moesten weg zodra Hugo de Jonge verantwoordelijk werd voor het welzijnswerk en zijn eerste aanbesteding uitvoerde; daarvoor deed de deelgemeente dat. En dan heb je de belangrijkste oorzaken voor personele discontinuïteit te pakken: openbare aanbestedingen, een permanente projectencaroussel en onoordeelkundig personeelsbeleid van de besturen. En dan wijs ík de autoriteiten op een Afrikaans voorbeeld. De weeshuizen daar worden goeddeels bemenst door jeugdige Europese en Amerikaanse kortverbanders die dat met de beste bedoelingen doen. Maar men beseft niet hoe fnuikend die tijdelijkheid is voor de hechting van de kinderen. Daar wijs ik, waar ik maar kan, de autoriteiten op (www.pedeng.nl/dreams). En wat die 10 jaar betreft; die vliegen om als je mag werken in een stabiele en solidaire wijkgemeenschap en ze komen prominent op je CV. Als je al weg wilt.

Wijkburgemeesters, stadsdelen, pedagogische wijkconferenties. Veel van de stadsdeelvoorzitters en wethouders die ik heb meegemaakt ontpopten zich na enige tijd spoedig tot kleine potentaten die zich aan de buurt weinig gelegen lieten. Gaat de geschiedenis zich herhalen? De populistische partijen doen het doorgaans goed in de probleemwijken.

Ja vreselijk. Ze weten niet wat ze aanrichten. Vul dit rijtje maar aan met een peloton beleidsambtenaren en voorlichters die van toeten noch blazen weten, maar er alleen op uit zijn deze baasjes in het zadel te houden, ‘want ze moeten uit de wind blijven’. Hier in Rotterdam zie ik dat het beleidsapparaat totaal niet weet wat er in de wijken en onder de  bewoners leeft. Tegelijkertijd monopoliseren ze de probleemanalyse en komen dan vervolgens met beleid dat op zijn best nergens op slaat, maar ook vaak funest uitpakt of bestaand initiatief doorkruist. Het punt is dat deze mensen niet voelen wat wij voelen zolang ze er niet zelf poolshoogte nemen. En dat verzuimt men. Systematisch.

Nu verkeren veel Feijenoorders weliswaar in tal en last, maar ze zijn niet op hun achterhoofd gevallen. Daarom ga ik ze in de aanloop naar de Gemeenteraadsverkiezingen 2022 aanraden om op politici te stemmen die niet al te veel eigen ambities aan de dag leggen. Dat stemmen wordt trouwens nog een hele hijs, want bij de landelijke verkiezingen was de opkomst 30%. Het vertrouwen in de overheid is hier ver beneden NAP.

Waarom ben je in je stuk zo negatief over een later keuzemoment voor de keuze van vervolgonderwijs? Lijkt me concreet, haalbaar en effectief.

Dat is zeker het geval en ik verwacht dan ook dat het debat erover reeds met Sint Juttemis beslecht zal zijn. Mijn optimisme over het onderwijskansenbeleid is dus groot.  

Ype Akkerman

  1. Paul Jansen

    Heeft Kominskypost een postadres?

Geef een reactie

88 − = 78

Translate »