Didactiek, Digitale geletterdheid, E-learning, ICT, Instructiemethode, Jan Lepeltak, Kwaliteit, Maker education, Online leren, PO, VO

1998: van confectie naar maatwerk: is het wat geworden?

Jan lepeltak

Enige tijd geleden stond een oude column van mij uit 1998 op deze site online. Hij ontlokte een reactie van een oud-collega. Paul Jansen mailde mij: Ik ben benieuwd naar je actuele vervolg op dit artikel uit 1998. Wat is er terecht gekomen van de toenmalige visies over de rol van ICT in het onderwijs? Wat is nu de rol van ICT in het leven van de leerlingen, in het onderwijs dat zij genieten c.q. ondergaan? Welke visies heersen er nu over ICT en onderwijs?

Ik beloofde erop terug te komen. Er zijn gemakkelijker antwoorden te geven op een aantal vragen. Toch zal ik het proberen. Om te beginnen ben ik blij dat ik geen influencer was (dat woord kenden wij niet eens in de huidige betekenis). Aanleiding was een boek van Don Tapscott dat in de Nederlandse versie verscheen onder de titel Digitaal opgroeien. Ja, ik was enigszins verdoofd door de enthousiaste presentatie van Tapscott in de VS naar aanleiding van publicatie van de originele versie getiteld: Growing op Digital. The rise of the Net Generation. Meteen kocht ik een door hem gesigneerd exemplaar. Tapscott was een guru zoals ook Douglas Rushkoff veel gevraagd spreker was op congressen naar aanleiding van zijn boek Children of chaos waarin hij claimde dat kinderen perfecte multitaskers zijn. Ze kunnen een boek lezen, met de computer bezig zijn en intussen ook met een vriendje bellen. Deze claims, die ook nog door een Nederlandse hoogleraar werden ondersteund, waren gebaseerd op drijfzand. Geen enkel wetenschappelijk rapport bevestigde later deze claim. Niet verwonderlijk dat deze bestseller niet eens meer wordt genoemd op de website van deze mediaguru. 

De claims van Tapscott zijn niet zo gek, al is ook de validatie nogal mager. Toch is er veel herkenbaar. Van de huidige situatie waarbij één leraar (een zender) zijn les afdraait voor de grote groep, naar interactief leren. Leren dat meer past bij de wijze waarop N-geners met hun wereld omgaan. Dat laatste is een Ruskoff-achtige kreet.

Tapscott noemt de acht grote verschuivingen die dienen plaats te vinden met een korte reactie van mijn kant:

  • van lineair sequentieel leren naar hypermedia leren;
    Over hypermedia horen we niet zoveel meer. Eigenlijk zijn alle digitale teksten gehypermedialiseerd. Ze staan er vaak vol van, ook de digitale schoolboeken, alleen betekent het niet per se dat men nu niet meer sequentieel leert. De hyperpraktijk is zo algemeen geworden dat het woord verdwenen is.
  • van instructie naar constructie en ontdekkend leren;
    Dat is een lastige. We spreken nu liever van Expliciete Directe Instructie (EDI) en dat werkt goed. Maar uitsluitend EDI? Liever niet. Dat wordt ook saai en vervelend. Zelfs als je les krijgt van prof. dr. Kirschner van de Open Universiteit. Dus zo nu en dan ook ontdekkend leren. Bij constructie denk ik ook aan maker education. Ja. Graag.
  • van leraar gecentreerd naar leerling gecentreerd leren; 
    Weer zo’n gratuite kreet waar ik niks mee kan. Er blijkt veel bias onder te zitten.
  • van het opnemen van leerstof naar leren zelfstandig te leren;
    Bekend zijn de spons of emmer metaforen. Kennis dat in lege emmers (de leerlingen) zou worden gekieperd. Zelfstandig leren betekent nu dat kinderen hun eigen leerdoelen moeten formuleren en dan aan de gang gaan. Paula van Manen heeft daar een prachtig boek aan gewijd (Wanneer krijgen we weer les?), het kostte wel haar baan bij haar ROC.
  • leren doe je alleen tijdens je schooltijd; leren doe je je leven lang;|
    He, He. Gratuiter kun je het niet krijgen. 
  • van ‘one-size-fits-all’-confectieleren naar leren op maat;
    Nee daar geloven we niet meer in. Beide opties kloppen niet en blijken uit onderzoek de kansenongelijkheid te bevorderen.
  • van leren als marteling naar leren kan leuk zijn; 
    Zeker. En wat ik mis bij enthousiaste EDI-evangelisten uit het zuiden des lands: dat motivatie super belangrijk is. Onderwijs moet als betekenisvol worden ervaren. Dat is bij bijvoorbeeld wiskunde (algebra) niet zo duidelijk.
  • van leraar als zender naar leraar als facilitator;
    Weer een cliché in de orde van: ze hoeven het niet te leren, want ze kunnen het toch opzoeken.

Veel van de door Tapscott gewenste veranderingen zijn achterhaald. Ik heb ze 25 jaar geleden soms omarmd. Helaas.

Op de volgende vragen van Paul is het moeilijk antwoord geven: Wat is nu de rol van ICT in het leven van de leerlingen, in het onderwijs dat zij genieten c.q. ondergaan? Welke visies heersen er nu over ICT en onderwijs?

ICT met gaming, internet, tekstverwerking, spreadsheet en andere applicaties zijn gesneden koek voor leerlingen. Hoewel uit EU-onderzoek blijkt dat veel applicaties vaak niet goed bekend zijn.

Als het om informatica gaat is de Nederlandse situatie ronduit rampzaling. We zijn de hekkensluiters als het gaat om het leerplicht-onderwijs. We kijken als konijnen in de koplampen. Er overheerst niet een bepaalde visie en dat is maar goed ook. Het meeste onderwijs is hybride wat dit betreft. Zoals de meeste scholen elementen van Montessori-onderwijs, Jenaplan, Freinet hebben geïntegreerd. Het is uiteindelijk de professionele leraar die weet wat er bij hem/haar in de klas werkt.

Geef een reactie

− 6 = 4

Translate »