KomenskyPost info, Laaggeletterdheid, SLO

Testen, Laaggeletterdheid en de SLO

©GWegman
Introductie van de Comeniuscomputer in de basisschool

Jan Lepeltak

De toenemende laaggeletterdheid van scholieren neemt al jaren verontrustende vormen aan. Verwonderlijk? Verklaarbaar als men bedenkt dat al bijna vijf jaar geleden de onderwijsinspectie na onderzoek tot de conclusie kwam dat bijna de helft van de basisscholen het leesonderwijs niet op orde had. Aleid Truijens stelde recent in haar veel gelezen onderwijscolumn in de Volkskrant dat deze internationale toetsen (Pisa en PIRLS) vooral testen wat bij ons veelal ontbreekt, namelijk of een leerling de tekst ook echt begrijpt. Inmiddels weten we dat de focus op het ‘begrijpend lezen zonder veel aandacht voor kennis’ daar de belangrijkste oorzaak van is. Lubach kan dat zo helder uitleggen.

We hebben het dan over het begrijpen van langere teksten en de vaardigheid in het analyseren en reflecteren op de inhoud, wat ook wel ‘diep lezen’ wordt genoemd.
Het CITO is een belangrijke organisatie op het gebied van testen. Inmiddels is het een bedrijf en het businessmodel leunt sterk op de door hen gemaakte toetsen die kinderen vooral opleiden tot het maken van toetsen in plaats van werkelijk begrijpend leren lezen. Lees de artikelen van Wilbrink ino.a. KomensPost

In een artikel in Didactief stelt Gerdineke van Silfhout, curriculumexpert bij de SLO (Stichting voor Leerplanontwikkeling), dat de toetsenontwikkeling een zwak punt is in het leren. Dat is vriendelijk geformuleerd, zeker als we het over leesonderwijs hebben. Overigens geldt dit ook voor het rekenonderwijs. Waarom wordt er volgens Gerdineke niet meer samengewerkt tussen leerplanontwikkelaars en toetsenmakers? Truijens stelt de vraag waarom dat niet al lang is gebeurd?

Van Silfhout werkt nog niet zo lang bij de SLO. Vandaar dat ik zal proberen daar enig licht op te werpen. Zoals vaker in dit soort gevallen dient men terug te gaan naar de oorsprong, de geschiedenis van de SLO. De SLO (een nationaal instituut voor curriculumontwikkeling) is het geesteskind van de laatste echte onderwijsminister die we hebben gekend: minister van Kemenade. Een sociaal-democraat in hart en nieren die meer dan veertig jaar geleden echt iets wilde doen aan gelijke kansen. Hij was zijn tijd ver vooruit [zie Komenskypost “Wat eerst niet kon is nu gemeengoed” over de contourennota.

Helaas, zoals altijd waren er velen tegen zijn plannen. ‘Dit leidt tot een middenschool en eenheidsworst’, riepen VVD en CDA in koor.
Ook de wiskundigen vreesden de opheffing van hun instituut. Een deel ging over naar Enschede en een deel bleef in Utrecht en ‘het Freudenthal’ kreeg zijn eigen instituut aan de Universiteit van Utrecht. 
Er ontstond een stammenstrijd in wiskundeland die tot op heden niet is uitgewoed. Er kwam ook een nieuw kantoorgebouw in Enschede in verband met het spreidingsbeleid om de verloren werkgelegenheid in Zuid-Limburg en Twente na het verdwijnen van de mijnen en de textielindustrie te verbeteren.

En zo reisde ik dertien jaar tussen Amsterdam en Enschede. In Enschede was ik als taalkundige betrokken bij de leerplanontwikkeling voor het nieuwe vak informatiekunde en later informatica. Dat taalkunde een innige relatie onderhoudt met informatica is inmiddels algemeen bekend, maar dat was in de jaren ’80 nog niet het geval.

Terug naar de start van wat eigenlijk een compromisinstituut werd. De weeffout begon met een matrixstructuur en bijbehorende driehoofdige directie. Drie kapiteins op een schip dat wordt niks. De SLO had ook een aparte status. Het was een publiek-rechtelijk-organisatie en die dichtbij en veraf van het ministerie stond. Dat leidde al gauw tot verwarrende situaties, ook over wat nu eigenlijk wel of geen curriculum was. De eindtermen mochten wel worden vastgesteld en uiteindelijk door het parlement bekrachtigd. De SLO zorgde dan voor voorbeeldcurricula waar de educatieve uitgevers mee aan de gang konden. Wel werden de eindtermen vastgesteld, maar niet de wegen er naar toe. Met de didactiek mocht de overheid zich niet bemoeien. Het woord ‘Staatspedagogiek’ viel regelmatig, zeker met een sociaal-democratische onderwijsminister.

De afdelingen PO, VO en beroepsonderwijs werden door afdelingshoofden bestierd. Maar het gistte en borrelde in de driehoofdige directie. Drie kapiteins op een schip met soms mokkende matrozen werkt niet. De SLO werd een zelfstandige stichting met een bestuur met een nieuwbenoemde directeur. De directeur werd om medische redenen afgekeurd en door het bestuur met weinig respect na enige jaren aan de kant gezet.

Directeuren en management volgden elkaar. Er ontstonden Byzantijnse situaties.  De benoemde curriculumwerkgroepen speelden in het VO een belangrijke rol. Dat kon goed uitpakken in de science vakken (zoals natuurkunde, biologie, scheikunde en informatica) met vaak leden van veldverenigingen die sowieso goed waren georganiseerd. De situatie was bij wiskunde problematisch vanwege de doorziekende stammenstrijd. Sommige sectieleiders zagen vaak hun kans. Bij Nederlands was het een rommeltje. De projectleider en zijn boezemvriend konden vooral putten uit hun eigen netwerk. Leesvaardigheid werd nog nauwelijks als een probleem gezien.

Wie de SLO-publicaties uit de jaren ’80 en ’90 beschouwt, ziet vaak doorwrochte publicaties met lange bibliografieën voor de fijnproevers met weinig aandacht voor en een zeer geringe invloed op wat er in de klas gebeurde. Ook het sociaal-constructivisme landde er met alle gevolgen van dien.

De geschetste ontwikkelingen geven een antwoord op de vraag die Aleid Truijens stelt in haar column. Waarom werd er niet meer samengewerkt als het bijvoorbeeld gaat om testen en begrijpend leesonderwijs? Men werkte in een krachtenveld met verplichte winkelnering van CITO en de katholieke, christelijke en openbare pedagogische centra. Dit alles onder de verzamelnaam van onderwijsverzorging. Dit systeem ging eind jaren ’90 op de schop. Men moest grotendeel de eigen broek gaan ophouden.

Er volgden de nodige wisselingen in het management soms gepaard met rechtszaken. De SLO lijkt nu in wat rustiger vaarwater, zeker na het mislukte kostbare onderwijscoöperatie-avontuur al is voor een aantal vakgebieden de kritiek niet verstomd. We zien nu meer transparante samenstellingen van werkgroepen waar veel meer docenten uit de onderwijspraktijk deel van uitmaken. Inmiddels is men uit Enschede verhuisd naar Amersfoort.

KomenskyPost is nog steeds inhoudelijk en financieel volledig onafhankelijk en voor ieder gratis toegankelijk. Dat willen we liefst zo houden. De meer dan 700 artikelen die inmiddels online staan, zijn voor iedereen beschikbaar.
Maar toch moeten we op onze lezers een beroep doen. Onze stijgende kosten worden door de redactie opgehoest, maar de middelen zijn niet meer toereikend.  Help ons als sponsor via Mollie (zie rechts
bij dit blog of op onze homepage www.komenskypost.nl ).

  1. Jan Jimkes

    Een goed stuk over de rommelige voorgeschiedenis van het SLO. Met de auteur geloof ik dat het SLO nu beter functioneert. De samenwerking met het onderwijsveld (vakverenigingen en docenten in het po) is duidelijk verbeterd. Dit schept vertrouwen in de kerndoelen die nu ontwikkeld worden. Als de toetsing echter net zo beroerd blijft als hij nu vaak is, zal er van dat nieuwe curriculum niets terechtkomen. Scholen richten zich op de toetsing. Als de toets slecht is of het curriculum niet dekt, zal dat kwalijke gevolgen hebben voor het onderwijs. Bij de huidige centrale toetsing van Nederlands in po en vo doen beide problemen zich zelfs tegelijk voor. Fataal voor het vak Nederlands!

Geef een reactie

− 7 = 2

Translate »