Bekostiging, Beleid, Handschrift, ICT, Kwaliteit, Onderwijsmythes, onderwijsuitgeverijen, Onderzoek, PO, VO

Het mag (moet) wat kosten

Marjolein Zwik

De rode kaart die het RED-Team Onderwijs onlangs voor het LiFo-systeem van Malmberg, Noordhoff en ThiemeMeulenhoff uitreikte, kwam op een actueel moment. In deze periode doen veel basisscholen de bestelling voor volgend jaar. En nu blijken veranderingen van leermiddelen nog sneller te gaan dan gedacht met de nodige gevolgen: beperking van de keuzevrijheid voor scholen en sterk oplopende kosten voor de komende jaren. Niet alleen in het VO door het LiFO-systeem, maar ook in het PO

Ik herinner me nog de tijd dat de rekenopgaven in een rekenboek stonden en de verwerking in een gewoon rekenschrift (schrift met hokjes) werd opschreven. De tijd gaat weliswaar snel, maar dat is (afhankelijk van de school en het onderwijsconcept) toch echt nog niet zo lang geleden. Mijn leerlingen deden dit vorig schooljaar nog. Het heeft bovendien ook voordelen: leerlingen leren netjes in hokjes een berekening op te schrijven en bij een eventuele fout kan de leerling of de leraar de fout eenvoudig opsporen. Zelfs dagen later nog, zonder dat je op zoek hoeft naar de eventuele berekening op een of ander kladblaadje. Nu kun je dit oplossen door een schrift ernaast te gebruiken, maar daar leren kinderen niet spontaan goed in schrijven. Daarover later meer.

Tegenwoordig probeert men scholen te overtuigen van andere vormen van verwerkingen. Digitale verwerking wordt voortdurend in de schijnwerpers gezet, want de voordelen zouden enorm zijn. Of het onderwijs erdoor verbetert, is nog maar de vraag, maar ondertussen proberen de techgiganten het onderwijs wel op een ideologische manier te veranderen, die hun natuurlijk geen windeieren zal leggen. Ook uitgevers proberen een graantje mee te pikken. Het volgende voorbeeld laat dat zien.

Tijdens de schoolsluitingen werd er meer dan anders digitaal gewerkt. Behalve dat leerlingen de sociale contacten en het collectieve leren misten en de (interactieve) instructie van de leraar essentieel bleek, werd ook duidelijk dat bepaalde (onderdelen van) vakken zich sowieso niet goed lenen voor verwerking op een tablet of laptop. Uitgevers van methodes en digitale platformen haasten zich inmiddels te benadrukken dat verwerking op papier (met berekening) nodig blijft. Daarom is het werkboek meer dan ooit een onderdeel van de methodes geworden. Behalve de verwerking staan de volledige opgaven in de invulboeken. Elke les kan dan de keuze gemaakt worden: digitaal of op papier in het wegwerpboek. Het dure hardcover rekenboek is dan niet meer nodig. Dat klinkt sympathiek, maar een rekensom leert al gauw dat het anders in elkaar steekt.

Een voorbeeld

In beide voorbeelden wordt een berekening gemaakt voor het leerlingmateriaal voor een school met 300 leerlingen in de groepen 3 tot en met 8, ervan uitgaande dat de prijzen de komende jaren gelijk blijven. Dat is natuurlijk niet zo, maar je moet een begroting ergens op baseren.

Als eerste de oude situatie: een rekenboek met een rekenschrift.

De (hardcover) rekenboeken van de nieuwe rekenmethodes zijn inmiddels niet of nauwelijks meer te koop, maar (naar boven afgerond) waren deze vorig jaar nog te bestellen voor €35,- per boek. Deze kunnen elk jaar hergebruikt worden, dus dit is een eenmalige uitgave: 300 x €35,- (10 jaar) = €10.500,-

Daarnaast verbruiken leerlingen ongeveer 3 rekenschriften per jaar. Bij verpakkingen van 25 schriften per pak, heb je 36 verpakkingen per jaar nodig36 x €4,50 = €162,- x 10 jaar = €1620,-

Veel rekenmethodes werkten daarnaast nog met een extra werkboek om bepaalde lessen in de verwerken waar veel tabellen en grafieken in voorgedrukt stonden. Deze waren prijzig, namelijk €6,45 per leerling. Dat kost de school dan nog eens €1935,- per jaar en dus €19.350,- in tien jaar.

Opgeteld wordt het bedrag om tien jaar rekenonderwijs te geven:

€10.500,- + €1620,- + €19.350,-= €31.470,-

Om goed te kunnen vergelijken met de huidige rekenmethodes, zou er ook een leerling licentie voor oefensoftware bij moeten, maar deze zijn nauwelijks nog los, naast de methode, te krijgen. Deze waren altijd afhankelijk van het leerlingenaantal, maar een abonnement kostte niet zoveel dat het daarmee het huidige verschil te verklaren valt.

Nu de huidige situatie: 

De leerwerkboeken (zo worden de invulschriften genoemd waarin ook de opgaven staan) en de daaraan gekoppelde (verplichte) licentie kosten €37,- per leerling per jaar: 300 x €37,- x 10 jaar = €111.000,- Wordt er daarnaast ook nog met rekenschriften gewerkt voor de berekeningen dan komen deze er nog eens bij, maar dat bedrag is niet astronomisch (zie hierboven). 

Het verschil tussen beide werkwijzen: €111.000,- – €31.470,- = €79.530,-

Beperkte keuzevrijheid

Niet alleen kost deze manier van verwerken veel meer geld. Scholen hebben ook geen keuzevrijheid meer. Want willen alle basisscholen wel met invulboeken werken? Wordt de digitale verwerking niet steeds dwingender? Wordt het rekenonderwijs beter van digitale verwerking? De hardcover rekenboeken zijn nu al verleden tijd. Maar als een school graag op deze manier werkt, deze keuze heeft gemaakt toen de methode werd aangeschaft én een groeischool is, dan is het nu nog maar de vraag of de rekenboeken in de toekomst bijbesteld kunnen worden. En daar zit je dan met je investering…

Handschrift

Hoe meer digitaal wordt gewerkt, hoe minder leerlingen schrijven en dat heeft weer gevolgen voor het handschrift. Steeds meer kinderen verlaten het basisonderwijs met een zorgelijk handschrift of hebben tijdens hun schooltijd extra hulp nodig om een acceptabel handschrift aan te leren. Dat is niet vreemd, omdat er tijdens andere lessen minder geoefend wordt. Er worden letterlijk minder schrijfkilometers gemaakt. Bij rekenen wordt veelal niet meer geleerd in hokjes te schrijven. Niet alleen omdat er meer digitaal wordt gewerkt, maar ook omdat de werkboekjes meestal geen hokjes, maar (stippel)lijntjes bevatten. Leerlingen leren daardoor minder secuur een berekening te noteren: breuken worden bijvoorbeeld te groot geschreven. Hierdoor wordt het verschil tussen een breuk en een geheel getal onduidelijker, waardoor weer fouten ontstaan bij de verdere berekening. Het zorgvuldig noteren van een goede berekening in de juiste verhouding (bijv. breuk en geheel getal) lijkt misschien makkelijk, maar ook dat is de vloek van kennis (en vaardigheid). Daar is namelijk een flinke weg van oefening aan vooraf gegaan.

Onderwijs wordt duurder

Bovenstaande voorbeelden betreffen alleen nog maar het rekenonderwijs. Bij het taalonderwijs is al langer een soortgelijke tendens gaande. Stonden ooit de taallessen én opdrachten in een hardcover taalboek, tegenwoordig is het hardcover taalboek een bronnenboek. De opdrachten staan in een bijbehorend werkschrift en dat is natuurlijk weer verbruiksmateriaal. Dit werkschrift, waar er vaak twee per schooljaar voor nodig zijn (een A en B-deel), is per leerling ongeveer even duur als een pak met 25 taalschriften.

Onderwijs wordt zo steeds duurder. Onlangs kwam de Algemene Rekenkamer met het nieuws naar buiten dat bijvoorbeeld de NPO gelden niet verantwoord kunnen worden. Bovenstaande laat zien dat een deel van het totale onderwijsgeld wel verantwoord kan worden, maar of dat dit de verantwoording en dus besteding is die we willen, is de vraag

Dit artikel is op 21 mei 2022 gepubliceerd op Blogcollectief Onderzoek Onderwijs

Marjolein Zwik

In 2000 rondde zij de PABO af en zij werkt sinds die tijd in het regulier basisonderwijs in de regio Zuid-Holland midden. Meestal geeft zij les aan groep 7 of 8.
In 2011 heeft zij “cum laude” haar Master SEN behaald aan het Seminarium voor Orthopedagogiek.

meer info

Geef een reactie

61 − = 53

Translate »